In hoofdstuk 3 van "De menselijke situatie: sleutel tot de humanistische psychologie" verkent Erich Fromm de unieke existentiële situatie van de mens. Bij de geboorte wordt de mens uit een bepaalde, instinctieve situatie geworpen in een nieuwe, onzekere realiteit. De mens is zowel goddelijk als dierlijk, eindig en oneindig, en wordt gedreven om voortdurend nieuwe oplossingen te vinden voor de contradicties in zijn bestaan.
Fromm benadrukt de cruciale rol van liefde als de enige hartstocht die zowel de behoefte aan verbinding met de wereld bevredigt als een gevoel van menselijke integriteit en persoonlijkheid biedt. Liefde is een ervaring van participatie en gemeenschap die leidt tot de volledige ontplooiing van innerlijke krachten. De menselijke situatie omvat ook de dualiteit van schepper en schepsel. De mens wordt passief geboren, maar door zijn rede en verbeelding wordt hij gedreven om zijn creatieve vermogens te gebruiken en zichzelf te overstijgen. Scheppen en vernietigen zijn beide reacties op de behoefte aan zelf-transcendentie, waarbij de destructieve impuls ontstaat wanneer de scheppingsdrang geblokkeerd is.
Fromm waarschuwt dat de mensheid op een tweesprong staat, waarbij de keuze tussen vrijheid en herhaling van geschiedenis cruciaal is. Individuele keuzes spiegelen deze existentiële dilemma's, waarbij het individualiseringsproces de mens dwingt om op eigen benen te staan en een ware ik-identiteit te ontwikkelen. De modernisering van de samenleving heeft echter geleid tot een verlies van primaire bindingen en een hang naar conformisme. De drang naar goedkeuring van anderen en het vermijden van anders-zijn brengen een gevoel van zekerheid, maar ook een gevoel van onbehagen en onzekerheid met zich mee.
Fromm beschrijft een "managersamenleving" waarin mensen hun vrijheid misbruiken door te streven naar materiële welvaart zonder echte zelfverwerkelijking. Deze benadering leidt tot vervreemding, automatisering en geestelijke ongezondheid, waarbij het leven zijn zin verliest en een gevaarlijke afstand tot stand komt tussen stoffelijke macht en wijsheid. De auteur waarschuwt voor de gevaren van oorlog en robotisme, en pleit voor een radicale koerswijziging naar menselijke zelfverwerkelijking. Dit omvat het opheffen van de oorlogsdreiging, het nemen van verantwoordelijkheid voor het leven van alle mensen, internationale economische samenwerking en een betere verdeling van welvaart. Fromm roept op tot medezeggenschap op economisch gebied en decentralisatie van arbeid en staat om menselijke proporties te behouden. |