Contactblad Relatie Mens en Dier juli 2005 |
Dit is het Contactblad "Relatie Mens en Dier" van de belangengroep en stichting Rechten Voor Al Wat Leeft.
Onderwerpen
|
EUROPA EN DIERENWELZIJN
In ons vorige nummer haalden we al even aan dat
het in elk geval voor het dierenwelzijn in Europa
beter was om tegen de Europese grondwet te stemmen.
Hopelijk hebt u genoeg tijd en gelegenheid gehad
om u verder in allerlei zaken rondom deze grondwet
te verdiepen en uw standpunt te bepalen. Het dierenwelzijn
is natuurlijk één van de vele aspecten,
maar omdat dieren niet voor zichzelf kunnen spreken,
leek het ons goed u erop te attenderen.
Nu ook Nederland 'nee' heeft gezegd tegen de grondwet
willen we toch nog iets uitvoeriger ingaan op
hetgeen er nu wel en niet over de dieren in staat.
Weliswaar worden o.a. in art. 111-121 dieren voor
het eerst "wezens met gevoel" genoemd,
maar de geest van deze wet is daar niet mee in
overeenstemming. Art. 111-121 luidt als volgt:
"Bij de bepaling en de uitvoering van het
beleid van de Unie op het gebied van landbouw,
visserij, vervoer, de interne markt, onderzoek
en technologische ontwikkeling en de ruimte houden
de Unie en de lidstaten ten volle rekening met
de eisen inzake het welzijn van dieren als wezens
met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke
en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken
van de lidstaten, met name met betrekking tot
godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal
erfgoed". Dat er "ten volle rekening
met de eisen inzake het welzijn van dieren als
wezens met gevoel" zal worden gehouden lijkt
op het eerste gezicht mooi, maar vergis u niet:
er wordt geen rekening gehouden met het welzijn
van dieren, maar met de eisen inzake het welzijn
van dieren, en dat is heel wat anders! De eisen
die zijn of worden gesteld zijn maar zéér
marginaal. En dan nóg staat er niet dat
men zich aan die eisen zal houden, maar slechts
dat men er rekening mee zal houden. De termen
"ten volle" en "wezens met gevoel"
lijken letterlijk! een doekje voor het bloeden,
als we het volgende beseffen.
- dat alle culturele tradities, godsdienstige
riten en regionale gebruiken waar dieren al
eeuwen het slachtoffer van zijn, geëerbiedigd
blijven, en voor het eerst zelfs een grondwettelijke
bescherming zouden krijgen. Dat betekent dus
dat o.a. het onverdoofde rituele slachten, het
stierenvechten en alle wrede regionale volksvermaken
tot in lengte van jaren zullen blijven bestaan
als de betreffende bevolkingsgroepen er uit
eigen beweging geen eind aan willen maken. Geen
dierenbelangenorganisatie kan er dan meer iets
tegen beginnen, want wat in de grondwet wordt
geëerbiedigd is onaantastbaar.
- In art. 111-227 wordt als eerste doelstelling
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid genoemd:
"de productiviteit van de landbouw te doen
toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen
en door zowel de rationele ontwikkeling van
de landbouwproductie als een optimaal gebruik
van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten,"
(maar ook de landbouwhuisdieren zijn productiefactoren!
-red.) "te bewerkstelligen".
Niets dus over dierenwelzijn!
- Jacht en "sport"visserij kan men
ook scharen onder 'culturele tradities'. Ook
déze tradities zouden ten eeuwigen dage
gehandhaafd kunnen blijven bij een "ja'
voor de grondwet.
Wat er verder met de dieren in Europa zal gebeuren
weten we niet, maar een 'ja' voor de grondwet
zou wel het slechtste zijn geweest dat hen had
kunnen overkomen. Wij zijn dan ook zeer verheugd
dat na Frankrijk nu ook Nederland 'nee' heeft
gezegd. |
|
|
|
MUSKUSRATTEN (vervolg)
In ons vorige contactblad hebt u kunnen lezen
over de leefwijze van de muskusrat (die in feite
helemaal geen rat is!) in ons land, over de wettelijke
verplichting voor provincies om muskusrattenvangers
in dienst te nemen, de vangmethoden die worden
toegepast, de kosten die daarmee gepaard gaan
en het gruwelijke dierenleed dat dit oplevert,
niet alleen voor de muskusrat zelf maar ook voor
talloze andere (vaak beschermde!) dieren. En last
but not least: de volkomen zinloosheid van het
geheel. In dit vervolg willen wij ingaan op de
motieven die aan deze bestrijding ten grondslag
liggen, in hoeverre deze echt gegrond en wetenschappelijk
aangetoond zijn en op de vraag hoe, mocht er inderdaad
sprake zijn van een probleem, dit op alternatieve
wijze zou kunnen worden opgelost. Ook nu baseren
wij ons weer op en/of citeren wij weer uit het
boekje 'De muskusrat' van de Faunabescherming.
Schade?
Door overheden wordt beweerd dat het vangen van
muskusratten noodzakelijk is omdat de gangen die
de dieren graven in oevers en dijken gevaar opleveren:
landbouwmachines en koeien zouden kunnen wegzakken
in deze gangenstelsels. Ook wordt steeds weer
gewezen op het gevaar van dijkdoorbraken en (spoor)wegverzakkingen.
Het vreemde van het geval is echter dat noch in
de jaarverslagen van de muskusrattenbestrijding.
noch in andere publicaties ooit enige controleerbare
feiten worden genoemd die zouden moeten wijzen
op dergelijke calamiteiten! Er bestaan dus absoluut
geen bewijzen voor het argument dat de gangenstelsels
van de muskusratten gevaar zouden opleveren voor
wat dan ook. Bovendien is het heel onwaarschijnlijk
dat goede gravers als de muskusratten burchten
bouwen die telkens weer instorten. Voorts is het
ook nog eens zo dat belangrijke waterwegen en
dijklichamen voorzien zijn van een harde bekleding,
zoals basaltblokken of asfalt, of in de vorm van
houten of betonnen beschoeiingen, of van doorgroeibare
beton- of kunststofconstructies die bovendien
de oever een groen aanzien geven. Deze maatregelen
zijn genomen om schade door de voortdurende krachten
die op dijken en oevers worden uitgeoefend door
de effecten van water, wind en scheepvaart te voorkomen (golfslag en getijdenwerking bij zeedijken.
stroming van het water en voortdurende verandering
van de waterstand bij rivierdijken). Dit soort
voorzieningen zorgen er voor dat dijken en oevers
niet vatbaar zijn voor erosie, maar dus ook niet
toegankelijk zijn voor gravende dieren als de
muskusrat.
Alternatieven
Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat
voor de zeedijken en voor de dijken en oevers
langs grote rivieren geen gevaar te duchten valt
door de muskusrat. Wanneer het gaat om het voorkomen van (vermeende) schade aan oevers langs kleinere
waterlopen door gravende dieren, zijn er ook genoeg
alternatieve mogelijkheden voorhanden. Zo zouden
hoge. steile oevers (die het meest uitnodigen
om gangen in te graven) kunnen worden voorzien
van bijvoorbeeld een dik kleidek (zware klei is
te stug om in te graven). Ook zouden steile oevers
kunnen worden omgebouwd tot zeer geleidelijk oplopende,
glooiende taluds. Hierin is het onmogelijk voor
een muskusrat om gangen te graven. Andere mogelijkheden
(wij citeren): "Afgezien van aanpassingen
aan structuur van de bodem en vormgeving van het
talud kunnen natuurlijk ook dezelfde soort technische
voorzieningen worden getroffen als langs de rivierdijken.
Zo kunnen ook langs kleine waterlopen structuurmatten
of betonmatten worden aangebracht of kan de oever
met stortsteen worden verstevigd. In de praktijk
zijn bovendien zeer goede resultaten geboekt met
het aanbrengen van gevlochten gaas (geplastificeerd
kippengaas) langs kwetsbare gedeelten van de oever.
Door het toepassen van dergelijke voorzieningen
wordt de natuur op geen enkele manier geschaad.
Sterker nog, de meeste van deze matten of constructies
zorgen er juist voor dat er een goede vestigingsbasis
ontstaat voor oevervegetaties, waardoor de natuurwaarden
van oevers eerder toe- dan afnemen. Doordat planten
zich in dergelijke constructies kunnen verankeren
worden ze niet voortdurend weggeslagen door golfslag
en stroming. Op deze manier ontstaat een vegetatierijk
talud waar allerlei diersoorten van kunnen profiteren.
Zo ontstaan goede voortplantingsmogelijkheden
voor vissen en amfibieën en ook watervogels
en allerlei (kleine) zoogdieren gebruiken dergelijke
begroeide oevers om zich voort te planten of te
foerageren. De meeste klachten zijn afkomstig
van de beheerders van boerensloten in de veengebieden.
Landbouwmachines en vee zouden grote risico's
lopen. Allereerst hebben de moderne landbouwmachines
zulke brede banden dat een kuil of verzakking
geen gevaarlijke situatie hoeft op te leveren.
Bovendien is het streven toch om de natuur op
boerenbedrijven meer de kans te geven. Daarbij
zijn met name de oevers van groot belang. Boeren
kunnen zelfs vergoedingen krijgen voor een aangepast
akkerrandenbeheer, waarbij een strook grond langs
de sloten wordt ontzien bij maaiwerkzaamheden,
bij het strooien van kunstmest of het bespuiten
van het gewas. Wanneer er geen zwaar materieel
op de oever zelf wordt ingezet vormen eventueel
aanwezige muskusratburchten in dergelijke oevers
geen enkel probleem. Verzakkingen als gevolg van
graafactiviteiten door muskusratten treden namelijk
niet op wanneer er van bovenaf geen grote druk
op de oever wordt uitgeoefend". Tot zover
het citaat.
Zijn al deze alternatieve maatregelen dan niet veel te duur?
Als men bedenkt dat bestrijding zoals het thans
gebeurt vele miljoenen euro's per jaar kost, en
toch geen structurele oplossing biedt, is het
toch op z'n minst vreemd te noemen dat de overheid
niet kiest voor effectieve methodes. Natuurlijk
gaat het bij het aanbrengen van technische voorzieningen
als hiervoor omschreven om kostbare investeringen.
Maar als men duurzame materialen gebruikt is men
dan ook voor een groot aantal jaren klaar! Voor
het geld dat in één jaar opgaat
aan bestrijding zouden vele voorzieningen voor
een veel langere termijn kunnen worden aangebracht!
Politiek
Beleidsmakers en politici horen zich te baseren
op wetenschappelijke gegevens van onafhankelijke
deskundigen. Zonodig zal nader onderzoek gedaan
moeten worden. Het huidige beleid is geheel gestoeld
op vage angsten die een levensgroot 'probleem
hebben gecreëerd. Tot nu toe durft niemand
van de politici tegen dit beleid in te gaan; men
zou de hele bevolking over zich heen krijgen die
immers jarenlang is wijsgemaakt dat zonder de
muskusrattenbestrijding Nederland op zijn minst
al van de kaart verdwenen zou zijn. Welke politicus
zal de euvele moed hebben dit taboe eindelijk
eens te doorbreken?
En u?
Als het gruwelijk lot van de muskusrat en vele
andere meegevangen dieren u ook ter harte gaat,
zou u ook kunnen meehelpen de mensen op de hoogte
te brengen van de alternatieve mogelijkheden zonder
dierenleed. Als er in uw eigen regionale of plaatselijke
krant eens een artikel over de zogenaamde noodzaak
van de muskusrattenvangst staat zou u, mét
alle informatie die u nu hebt, zelf een ingezonden
stukje naar uw krant kunnen sturen. In hoe meer
kranten dat zou gebeuren hoe beter het is. U kunt
zo'n krantenartikel ook, zo snel mogelijk na het
verschijnen ervan, naar ons Centraal Bureau sturen
(graag met naam en datum van de krant en het redactieadres),
en dan kunnen wij er op reageren.
Europa
Op 19 mei jl. meldde de actualiteitenrubriek Twee
Vandaag voor de televisie dat Brussel een nieuwe
Europese richtlijn heeft klaarliggen voor diervriendelijkere
vangstmethoden voor de muskusrat. Hierbij is bepaald
dat de muskusrat binnen vijf minuten dood moet
zijn. Aangezien de vangers een paar dagen na het
uitzetten van de fuiken (onderwaterkooien) pas
eens gaan kijken of er dieren in zitten, kunnen
zij niet bepalen hoelang het heeft geduurd voor
de dieren dood waren. Als de richtlijn wordt ingevoerd
zullen de muskusrattenvangers hun werk met de
fuiken niet meer kunnen doen. Nog geen reden echter
om te juichen want… behalve dat het treurig
is dat ook in Brussel men niet weet (wil weten)
van alternatieve methodes zonder vangen, zit ook
de kans er nog in dat er voor Nederland een uitzondering
zal worden gemaakt, zodat men hier mag doorgaan
met de fuiken. Hierover zal het Europees Parlement
na de zomer een beslissing nemen. Wij vrezen het
ergste! |
|
|
|
REINTJE, DE WEIDEVOGELS EN … DE MENS
Het lijkt de titel van een dierenfabel. Maar het
is een verhaal dat maar weer eens de harde werkelijkheid
laat zien van het menselijk handelen. Zo lazen
we, aanvankelijk tot onze vreugde!, in de 'PLUIMVEEHOUDERIJ'
van 7 mei jl. het berichtje dat vossen die zich
ophouden in de buurt van Friese pluimveebedrijven
niet langer mogen worden afgeschoten omdat volgens
de rechter níet door de provincie bewezen
kon worden dat de vos 'belangrijke schade' onder
de kippen aanricht. "Maar," zo ging
het berichtje verder, "de vossenjacht voorzover
die is bedoeld om de weidevogels te beschermen
mag wel doorgaan tussen 15 augustus en 1 april". |
 |
Bescherming weidevogelnesten
De reeds jarenlange jacht op de vos heeft echter
niet kunnen bewerken dat de weidevogelstand is
toegenomen. Integendeel, er komen er steeds minder.
Sinds ruim tien jaar doen ook agrariërs aan
bescherming van weidevogels. Door vrijwilligers
op het gebied van weidevogelbescherming worden
bij veehouders in de weilanden nesten gemarkeerd
van kieviten, grutto's, watersnippen, zomertalingen
en kemphanen, om de eieren en broedsels te beschermen
tegen vernieling door werkzaamheden
die op een weiland plaatsvinden, zoals mesten,
maaien en beweiden. De deelnemende veehouders
krijgen hiervoor vergoedingen om de kosten van
het extra werk dat het ontzien van de nesten oplevert,
te dekken. Prachtig! Elke dierenvriend verheugde
zich erover dat de kwetsbare legsels en broedsels
niet tussen de meedogenloze messen van de maaimachines
versnipperd zouden worden.
En als de pulletjes het nest verlaten?
Tot zover gaat het goed. Maar zodra de pullen
het nest verlaten en in het lange gras rondhippen
begint de ellende. Afgezien van een aantal goedwillende
agrariërs zijn er zeer velen die niet kunnen
wachten tot de jonge diertjes kunnen vliegen en
willen zo snel mogelijk met de maaimachine het
weiland op, om zoveel mogelijk hooi te vergaren.
En zo gebeurt het dat de pullen, zo zorgvuldig
beschermd toen ze nog in het ei en in het nest
zaten, tegen vergoedingen die door de belastingbetalers
moeten worden opgebracht, alsnog worden gedood
door de maaimachines Geld binnen? Maaien maar!
Rijdt u met de auto in het voorjaar maar eens
langs de weilanden. Als u daar maaimachines in
actie ziet en er vliegt een zwerm kraaien of meeuwen
omheen, dan weet u dat daar versnipperde pulletjes
op het land liggen. In september vorig jaar stonden
er alarmerende berichten in de krant over grote
achteruitgang van de weidevogelstand. De watersnip
en de kemphaan broeden hier al bijna niet meer.
De veldleeuwerik wordt ook steeds zeldzamer. Wiens
schuld is dat alles? Van Reintje de Vos? |
|
|
|
VISSEN
Nederlanders eten steeds vaker vis, zo liet het
Produktschap Vis ons in maart van dit jaar via
de pers weten. En de televisiereclames en receptenboekjes
moeten vis nog populairder maken bij een groter
publiek, aldus het produktschap. Onze ervaring
is dat veel mensen vlees van vissen eten i.p.v.
vlees van op het land levende dieren. Reden is
vaak mededogen met de dieren in de bio-industrie.
Men vergeet dan echter dat de visindustrie, of
de vissen nu gevangen of gekweekt worden, ook
een bio-industrie is. Voldoen de huisvestings-
en verzorgingsomstandigheden in de viskwekerij
al niet aan de natuurlijke behoeften van de diverse
vissoorten, de vangst- en dodingsmethoden die
al decennia lang worden toegepast zijn ronduit
grove dierenmishandeling te noemen.
In 1999 hebben wij daarover al gesprekken gevoerd
met het Produktschap Vis en met het Rijksinstituut
voor Visserijonderzoek (RIVO), we hebben er een
persbericht over uitgegeven en er uitvoerig over
in ons contactblad geschreven. We hebben ons toen
voornamelijk gericht op de palingen en de meervallen,
die in een zout- resp. ijsbad een urenlange en
zeer pijnlijke doodsstrijd moeten doormaken om
daarna alsnog lévend én bewust het
strippen (verwijderen van de ingewanden) te moeten ondergaan. Terecht noemen Nederlandse wetenschappers
het doden van vissen, zowel op de vissersboten als in de viskwekerijen, het grootste dierenwelzijnsprobleem!
Raad voor Dierenaangelegenheden
Mede dankzij onze inspanningen kwam er meer aandacht
voor dit probleem. Er werden kamervragen gesteld,
en het Ministerie van LNV maakte heuse plannen
om regels op te stellen voor het doden van vissen.
In 2003 kwam de Raad voor Dierenaangelegenheden
(die het ministerie van advies dient) met een
rapport waarin criteria beschreven waren waaraan
het doden van paling en meerval maar ook van andere
vissoorten dient te voldoen. Deze criteria laten
wij hieronder volgen. Wij citeren.
"CRITERIA WAARAAN HET DODEN VAN O.A. PALING EN MEERVAL DIENT TE VOLDOEN".
Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen,
slachten of doden van vissen wordt uitgevoerd
door personen die de nodige kennis en vaardigheden
bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit
te voeren. De vissen moet bij deze handelingen
elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar
lijden worden bespaard. Vissen dienen te worden
gedood door toepassing van een van de volgende manieren.
- Dodingsmethode die onmiddellijk na aanvang
van de dodingshandeling leidt tot de dood van
de vis, of
- Dodingsmethode die zonder onaanvaardbare
opwinding of pijn direct dan wel geleidelijk
leidt tot bewusteloosheid én gevoelloosheid,
gevolgd door de dood voordat de bewusteloosheid
én gevoelloosheid zijn geweken, of
- Bedwelmingsmethode die zonder onaanvaardbare
opwinding of pijn leidt tot bewusteloosheid
én gevoelloosheid, gevolgd door een dodingshandeling
die leidt tot de dood voordat de bewusteloosheid
én gevoelloosheid zijn geweken. Alvorens
een dodings- dan wel bedwelmingsmethode voor
een specifieke vissoort kan worden toegestaan,
dient een gerenommeerd en erkend onderzoeksinstituut
middels algemeen geaccepteerde wetenschappelijk
onderbouwde methoden te toetsen of de beoogde
dodingsmethode indien toegepast bij de beoogde
vissoort kan voldoen aan de hierboven beschreven
voorwaarden voor dodings- dan wel bedwelmingsmethoden".
(Tot zover het citaat)
De Raad achtte het mogelijk dat zéker
voor paling met ingang van 1 januari 2006 deze
criteria van toepassing verklaard zouden kunnen
worden. Voor de meerval en andere vissoorten
zouden ook methodes moeten worden ontwikkeld
die aan bovenstaande criteria voldoen.
Natuurlijk adviseerde de Raad dat e.e.a. in
Europees verband moest worden uitgewerkt (de
beste manier om te zorgen dat zaken op de lange
baan worden geschoven - red.). Maar, zo
stelde de Raad, "het Nederlands voorzitterschap
van de Europese Unie in 2004 biedt mogelijkheden
om welzijnsvriendelijke dodingsmethoden voor
vissen te agenderen".
Stilte
Na het verschijnen van dit advies van de Raad
voor Dierenaangelegenheden in mei 2003 is er vanuit
de overheid, voor zover wij weten, geen enkele
actie meer ondernomen. Het RIVO is nog steeds
(in 2005!) bezig met onderzoek naar humanere dodingsmethoden
voor paling, terwijl in een RIVO-rapport uit 1996!
stond dat men verwachtte dit in 1998 rond te hebben!
En dan te weten dat er in 1999 al een goede manier
bestond om palingen, via het plotseling zéér
diep onderkoelen in een pekel oplossing met een
temperatuur van lager dan 15 graden onder nul,
binnen 10 seconden buiten bewustzijn te brengen,
welke toestand snel overgaat in de dood. Het is
allemaal ongelooflijk en onbegrijpelijk. |
|
|
|
SCHELPDIEREN EN DIERPROEVEN
Aan het bereiden van schaal- en schelpdiergerechten
kleeft veel dierenleed, zoals bekend mag worden
verondersteld. Al spreken wetenschappers elkaar
nog steeds tegen als het gaat om de vraag of deze
dieren nu werkelijk lijden als ze leven worden
gekookt, voor ons is het helder dat, wanneer de
dieren tegen het deksel van de pan springen, ook
al zou het 'maar' een reflex zijn, dit een teken
is van een gruwelijke doodsstrijd.
In het begin van de jaren '90 hebben we ervoor
gevochten het levend koken van schaal- en schelpdieren
te laten verbieden in de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren, maar omdat wetenschappers verdeeld
waren over de vraag of deze dieren nu wel of niet
kunnen lijden (het zijn immers ongewervelde dieren
en dus, wordt gezegd, kunnen ze geen pijn voelen,
maar men vergeet dat bij deze dieren de wervel
niet in maar op en om het lichaam zit!), wilde
de wetgever deze dieren niet in de wet opnemen,
ook omdat men bang was dat een bedwelming d.m.v.
bijvoorbeeld electrische stroom ten koste zou
gaan van de lekkere smaak! (Wat zijn wij mensen
toch verschrikkelijke wezens!)
Dierproeven
Maar dat is nog niet alles, zo lazen wij in de
Stentor van 19 maart jl. Om onze verwende tongen
zonder gevaar voor eigen leven te kunnen strelen
moet er nog meer dierenleed aan te pas komen.
Vanwege het feit dat zich in schelpdieren zoals
mosselen en oesters regelmatig natuurlijke gifstoffen
opbouwen (biotoxinen, afkomstig van specifieke
algensoorten) die bij de consument na het eten
ervan kunnen leiden tot diarree, verlammingsverschijnselen,
geheugenverlies en soms zelfs de dood, worden
elke week metingen gedaan door het Rijksinstituut
voor Visserij-onderzoek (RIVO) en het Instituut
voor Voedselveiligheid. Om na te gaan hoeveel
gif in de schelpdieren aanwezig is worden proefdieren
gebruikt. In Nederland zijn dat ratten. De diertjes
krijgen het gif door het eten toegediend. Hiervan
krijgen ze diarree. Aan de mate waarin de diarree
optreedt kan men zien hoe hoog de gifconcentratie
is. In andere Europese landen gebruikt men witte
muizen, die worden ingespoten met een samenstelling
van de gevonden gifstoffen. Deze dieren sterven
een pijnlijke dood.
Europees onderzoek
Dit onderzoek, zoals hierboven omschreven, is
volgens Prof. De Boer van het RIVO veel te omslachtig.
Daarom gaat hij, samen met een aantal Europese
universiteiten, enkele andere onderzoeksinstituten
en een schelpdierbedrijf in Ierland een onderzoek
starten om te komen tot nauwkeuriger meetmethoden
waar bovendien géén proefdieren
meer aan te pas hoeven te komen. Een stap in de
goede richting, die hopelijk heel wat dierenleed
zal kunnen besparen. Voor de schelpdieren zelf
echter is het eind van de ellende nog niet in
zicht! |
|
|
|
DIERPROEVEN VOOR COSMETICA
In ons contactblad van oktober 2003 schreven wij
over het bericht dat Frankrijk naar het Europese
Hof van Justitie stapte om bezwaar te maken tegen
een bijna-totaalverbod op dierproeven voor cosmetica,
waartoe de lidstaten van de EU hadden besloten
(Trouw d.d. 20-08-'03). Frankrijk is het belangrijkste
cosmetica-producerende land in Europa.
Op 25 mei jl. lazen wij in Trouw een verheugend
bericht dat wij letterlijk voor u overnemen: "Verbod
op dierproeven cosmetica gehandhaafd De geleidelijke
invoering van een verbod op dierproeven voor de
productie van cosmetica blijft van kracht. Dat
heeft het Europese Hof van Justitie bepaald. Het
wees een beroep van de Franse overheid af, omdat
het verbod niet strijdig zou zijn met het zogeheten
rechtszekerheidsbeginsel. Volgens Frankrijk, dat
onder zware druk stond van cosmeticaproducenten,
is het verbod wel in strijd met dat beginsel.
Tegen 2011 zou er in de EU een volledig verbod
moeten zijn op dierproeven voor schoonheidsproducten,
alsmede een ban op de verkoop van cosmetica waarbij
vivisectie is toegepast". |
|
|
|
CASTRATIE BIGGEN MET VERDOVING
In vervolg op het minisymposium "Alternatieven
voor castreren van varkens" op 14 januari jl.
(zie ons contactblad van april 2005) werd op 1 april
een themamiddag gehouden met als titel "De
toevoegende waarde van de lokaal anesthesie bij
castratie van biggen". De middag was georganiseerd
door de stichting Nationaal Platform Pijn bij Dieren
en de Secties Anesthesiologie en Varkensgezondheidszorg
van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht.
Prof. Dr. L.J. Hellebrekers van deze Faculteit stelde
dat een plaatselijke verdoving zeker een stap vooruit
zou zijn. Het neemt echter de pijn niet weg, zeker
de napijn niet. Maar de pijn is wel minder, en daarmee
ook de welzijnsaantasting. Verdoving moet dan ook
niet als een alternatief worden gezien, maar als
tussenstap. Er moet uiteindelijk in EU-verband een
finale oplossing worden gevonden, die chirurgische
castratie overbodig maakt.
Om een antwoord te vinden op de vraag wanneer een
dier pijn heeft, gaat Prof. Hellebrekers uit van
het analogie-postulaat: wat bij de mens pijn doet,
doet bij het dier ook pijn. (Dat lijkt in uw
en onze ogen het intrappen van een open deur, maar
als we beseffen dat veel wetenschappers over elkaar
heen rollen als het gaat om de vraag of dieren echt
pijn kunnen hebben, en als ze pijn kunnen hebben,
of ze het dan ook echt als zodanig kunnen ervaren
etc. etc., dan zijn we heel blij dat Prof. Hellebrekers
dit zo eenvoudig stelt. Ons gezonde verstand en
onze intuïtie zeiden dit ook al, maar het is
goed om dit wetenschappelijk bevestigd te zien -
red.). Dat onverdoofde castratie buitengewoon
pijnlijk is, wordt tegenwoordig door de meeste wetenschappers
erkend. De leeftijd van de big is hierbij niet bepalend.
De professor noemde een aantal negatieve gevolgen
van pijn: welzijnsaantasting, immunologische stoornissen,
verminderde water- en voedselopname, verhoogde kans
op wondinfecties en een trager herstel na bijv,
een ziekte. De grootste knelpunten bij een plaatselijke
verdoving waren volgens Prof. Hellebrekers de hoge
kosten (alleen de dierenarts mag verdoving toedienen),
de Arboregelgeving (risico voor varkenshouder) en
de pijnlijkheid van de injectie.
Noorwegen
Een van de andere sprekers was Dr. Birgit Ranheim,
als dierenartsonderzoeker werkzaam bij de veterinaire
faculteit in Oslo, alwaar zij meewerkt aan het
onderzoek naar de mogelijkheden van plaatselijke
verdoving bij de castratie van biggen. Volgens
de Noorse wet moeten alle biggen al sinds 2002
worden verdoofd voor castratie. Dit gebeurt door
dierenartsen. Na 2009 mag er helemaal niet meer
worden gecastreerd. In het begin stonden de Noorse
varkenshouders zeer sceptisch tegenover een verdoving,
maar nu ziet men er toch meer de voordelen van
in. De Noorse dierenartsen vinden het effect van
de verdoving duidelijk merkbaar positief en noemen
het dierenwelzijn hierdoor verbeterd.
(En nu maar afwachten wat in Nederland het
onderzoek naar een plaatselijke verdoving oplevert,
dat dit jaar van start is gegaan - red). |
|
|
|
|
|