logo RvawL

Contactblad Relatie Mens en Dier juli 2005

Dit is het Contactblad "Relatie Mens en Dier" van de belangengroep en stichting Rechten Voor Al Wat Leeft.

Onderwerpen

EUROPA EN DIERENWELZIJN

In ons vorige nummer haalden we al even aan dat het in elk geval voor het dierenwelzijn in Europa beter was om tegen de Europese grondwet te stemmen. Hopelijk hebt u genoeg tijd en gelegenheid gehad om u verder in allerlei zaken rondom deze grondwet te verdiepen en uw standpunt te bepalen. Het dierenwelzijn is natuurlijk één van de vele aspecten, maar omdat dieren niet voor zichzelf kunnen spreken, leek het ons goed u erop te attenderen. Nu ook Nederland 'nee' heeft gezegd tegen de grondwet willen we toch nog iets uitvoeriger ingaan op hetgeen er nu wel en niet over de dieren in staat. Weliswaar worden o.a. in art. 111-121 dieren voor het eerst "wezens met gevoel" genoemd, maar de geest van deze wet is daar niet mee in overeenstemming. Art. 111-121 luidt als volgt: "Bij de bepaling en de uitvoering van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, de interne markt, onderzoek en technologische ontwikkeling en de ruimte houden de Unie en de lidstaten ten volle rekening met de eisen inzake het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken van de lidstaten, met name met betrekking tot godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed". Dat er "ten volle rekening met de eisen inzake het welzijn van dieren als wezens met gevoel" zal worden gehouden lijkt op het eerste gezicht mooi, maar vergis u niet: er wordt geen rekening gehouden met het welzijn van dieren, maar met de eisen inzake het welzijn van dieren, en dat is heel wat anders! De eisen die zijn of worden gesteld zijn maar zéér marginaal. En dan nóg staat er niet dat men zich aan die eisen zal houden, maar slechts dat men er rekening mee zal houden. De termen "ten volle" en "wezens met gevoel" lijken letterlijk! een doekje voor het bloeden, als we het volgende beseffen.
  1. dat alle culturele tradities, godsdienstige riten en regionale gebruiken waar dieren al eeuwen het slachtoffer van zijn, geëerbiedigd blijven, en voor het eerst zelfs een grondwettelijke bescherming zouden krijgen. Dat betekent dus dat o.a. het onverdoofde rituele slachten, het stierenvechten en alle wrede regionale volksvermaken tot in lengte van jaren zullen blijven bestaan als de betreffende bevolkingsgroepen er uit eigen beweging geen eind aan willen maken. Geen dierenbelangenorganisatie kan er dan meer iets tegen beginnen, want wat in de grondwet wordt geëerbiedigd is onaantastbaar.
  2. In art. 111-227 wordt als eerste doelstelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid genoemd: "de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten," (maar ook de landbouwhuisdieren zijn productiefactoren! -red.) "te bewerkstelligen". Niets dus over dierenwelzijn!
  3. Jacht en "sport"visserij kan men ook scharen onder 'culturele tradities'. Ook déze tradities zouden ten eeuwigen dage gehandhaafd kunnen blijven bij een "ja' voor de grondwet.
Wat er verder met de dieren in Europa zal gebeuren weten we niet, maar een 'ja' voor de grondwet zou wel het slechtste zijn geweest dat hen had kunnen overkomen. Wij zijn dan ook zeer verheugd dat na Frankrijk nu ook Nederland 'nee' heeft gezegd.

MUSKUSRATTEN (vervolg)

In ons vorige contactblad hebt u kunnen lezen over de leefwijze van de muskusrat (die in feite helemaal geen rat is!) in ons land, over de wettelijke verplichting voor provincies om muskusrattenvangers in dienst te nemen, de vangmethoden die worden toegepast, de kosten die daarmee gepaard gaan en het gruwelijke dierenleed dat dit oplevert, niet alleen voor de muskusrat zelf maar ook voor talloze andere (vaak beschermde!) dieren. En last but not least: de volkomen zinloosheid van het geheel. In dit vervolg willen wij ingaan op de motieven die aan deze bestrijding ten grondslag liggen, in hoeverre deze echt gegrond en wetenschappelijk aangetoond zijn en op de vraag hoe, mocht er inderdaad sprake zijn van een probleem, dit op alternatieve wijze zou kunnen worden opgelost. Ook nu baseren wij ons weer op en/of citeren wij weer uit het boekje 'De muskusrat' van de Faunabescherming.

Schade?

Door overheden wordt beweerd dat het vangen van muskusratten noodzakelijk is omdat de gangen die de dieren graven in oevers en dijken gevaar opleveren: landbouwmachines en koeien zouden kunnen wegzakken in deze gangenstelsels. Ook wordt steeds weer gewezen op het gevaar van dijkdoorbraken en (spoor)wegverzakkingen. Het vreemde van het geval is echter dat noch in de jaarverslagen van de muskusrattenbestrijding. noch in andere publicaties ooit enige controleerbare feiten worden genoemd die zouden moeten wijzen op dergelijke calamiteiten! Er bestaan dus absoluut geen bewijzen voor het argument dat de gangenstelsels van de muskusratten gevaar zouden opleveren voor wat dan ook. Bovendien is het heel onwaarschijnlijk dat goede gravers als de muskusratten burchten bouwen die telkens weer instorten. Voorts is het ook nog eens zo dat belangrijke waterwegen en dijklichamen voorzien zijn van een harde bekleding, zoals basaltblokken of asfalt, of in de vorm van houten of betonnen beschoeiingen, of van doorgroeibare beton- of kunststofconstructies die bovendien de oever een groen aanzien geven. Deze maatregelen zijn genomen om schade door de voortdurende krachten die op dijken en oevers worden uitgeoefend door de effecten van water, wind en scheepvaart te voorkomen (golfslag en getijdenwerking bij zeedijken. stroming van het water en voortdurende verandering van de waterstand bij rivierdijken). Dit soort voorzieningen zorgen er voor dat dijken en oevers niet vatbaar zijn voor erosie, maar dus ook niet toegankelijk zijn voor gravende dieren als de muskusrat.

Alternatieven

Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat voor de zeedijken en voor de dijken en oevers langs grote rivieren geen gevaar te duchten valt door de muskusrat. Wanneer het gaat om het voorkomen van (vermeende) schade aan oevers langs kleinere waterlopen door gravende dieren, zijn er ook genoeg alternatieve mogelijkheden voorhanden. Zo zouden hoge. steile oevers (die het meest uitnodigen om gangen in te graven) kunnen worden voorzien van bijvoorbeeld een dik kleidek (zware klei is te stug om in te graven). Ook zouden steile oevers kunnen worden omgebouwd tot zeer geleidelijk oplopende, glooiende taluds. Hierin is het onmogelijk voor een muskusrat om gangen te graven. Andere mogelijkheden (wij citeren): "Afgezien van aanpassingen aan structuur van de bodem en vormgeving van het talud kunnen natuurlijk ook dezelfde soort technische voorzieningen worden getroffen als langs de rivierdijken. Zo kunnen ook langs kleine waterlopen structuurmatten of betonmatten worden aangebracht of kan de oever met stortsteen worden verstevigd. In de praktijk zijn bovendien zeer goede resultaten geboekt met het aanbrengen van gevlochten gaas (geplastificeerd kippengaas) langs kwetsbare gedeelten van de oever. Door het toepassen van dergelijke voorzieningen wordt de natuur op geen enkele manier geschaad. Sterker nog, de meeste van deze matten of constructies zorgen er juist voor dat er een goede vestigingsbasis ontstaat voor oevervegetaties, waardoor de natuurwaarden van oevers eerder toe- dan afnemen. Doordat planten zich in dergelijke constructies kunnen verankeren worden ze niet voortdurend weggeslagen door golfslag en stroming. Op deze manier ontstaat een vegetatierijk talud waar allerlei diersoorten van kunnen profiteren. Zo ontstaan goede voortplantingsmogelijkheden voor vissen en amfibieën en ook watervogels en allerlei (kleine) zoogdieren gebruiken dergelijke begroeide oevers om zich voort te planten of te foerageren. De meeste klachten zijn afkomstig van de beheerders van boerensloten in de veengebieden. Landbouwmachines en vee zouden grote risico's lopen. Allereerst hebben de moderne landbouwmachines zulke brede banden dat een kuil of verzakking geen gevaarlijke situatie hoeft op te leveren. Bovendien is het streven toch om de natuur op boerenbedrijven meer de kans te geven. Daarbij zijn met name de oevers van groot belang. Boeren kunnen zelfs vergoedingen krijgen voor een aangepast akkerrandenbeheer, waarbij een strook grond langs de sloten wordt ontzien bij maaiwerkzaamheden, bij het strooien van kunstmest of het bespuiten van het gewas. Wanneer er geen zwaar materieel op de oever zelf wordt ingezet vormen eventueel aanwezige muskusratburchten in dergelijke oevers geen enkel probleem. Verzakkingen als gevolg van graafactiviteiten door muskusratten treden namelijk niet op wanneer er van bovenaf geen grote druk op de oever wordt uitgeoefend". Tot zover het citaat.

Zijn al deze alternatieve maatregelen dan niet veel te duur?

Als men bedenkt dat bestrijding zoals het thans gebeurt vele miljoenen euro's per jaar kost, en toch geen structurele oplossing biedt, is het toch op z'n minst vreemd te noemen dat de overheid niet kiest voor effectieve methodes. Natuurlijk gaat het bij het aanbrengen van technische voorzieningen als hiervoor omschreven om kostbare investeringen. Maar als men duurzame materialen gebruikt is men dan ook voor een groot aantal jaren klaar! Voor het geld dat in één jaar opgaat aan bestrijding zouden vele voorzieningen voor een veel langere termijn kunnen worden aangebracht!

Politiek

Beleidsmakers en politici horen zich te baseren op wetenschappelijke gegevens van onafhankelijke deskundigen. Zonodig zal nader onderzoek gedaan moeten worden. Het huidige beleid is geheel gestoeld op vage angsten die een levensgroot 'probleem hebben gecreëerd. Tot nu toe durft niemand van de politici tegen dit beleid in te gaan; men zou de hele bevolking over zich heen krijgen die immers jarenlang is wijsgemaakt dat zonder de muskusrattenbestrijding Nederland op zijn minst al van de kaart verdwenen zou zijn. Welke politicus zal de euvele moed hebben dit taboe eindelijk eens te doorbreken?

En u?

Als het gruwelijk lot van de muskusrat en vele andere meegevangen dieren u ook ter harte gaat, zou u ook kunnen meehelpen de mensen op de hoogte te brengen van de alternatieve mogelijkheden zonder dierenleed. Als er in uw eigen regionale of plaatselijke krant eens een artikel over de zogenaamde noodzaak van de muskusrattenvangst staat zou u, mét alle informatie die u nu hebt, zelf een ingezonden stukje naar uw krant kunnen sturen. In hoe meer kranten dat zou gebeuren hoe beter het is. U kunt zo'n krantenartikel ook, zo snel mogelijk na het verschijnen ervan, naar ons Centraal Bureau sturen (graag met naam en datum van de krant en het redactieadres), en dan kunnen wij er op reageren.

Europa

Op 19 mei jl. meldde de actualiteitenrubriek Twee Vandaag voor de televisie dat Brussel een nieuwe Europese richtlijn heeft klaarliggen voor diervriendelijkere vangstmethoden voor de muskusrat. Hierbij is bepaald dat de muskusrat binnen vijf minuten dood moet zijn. Aangezien de vangers een paar dagen na het uitzetten van de fuiken (onderwaterkooien) pas eens gaan kijken of er dieren in zitten, kunnen zij niet bepalen hoelang het heeft geduurd voor de dieren dood waren. Als de richtlijn wordt ingevoerd zullen de muskusrattenvangers hun werk met de fuiken niet meer kunnen doen. Nog geen reden echter om te juichen want… behalve dat het treurig is dat ook in Brussel men niet weet (wil weten) van alternatieve methodes zonder vangen, zit ook de kans er nog in dat er voor Nederland een uitzondering zal worden gemaakt, zodat men hier mag doorgaan met de fuiken. Hierover zal het Europees Parlement na de zomer een beslissing nemen. Wij vrezen het ergste!

REINTJE, DE WEIDEVOGELS EN … DE MENS

Het lijkt de titel van een dierenfabel. Maar het is een verhaal dat maar weer eens de harde werkelijkheid laat zien van het menselijk handelen. Zo lazen we, aanvankelijk tot onze vreugde!, in de 'PLUIMVEEHOUDERIJ' van 7 mei jl. het berichtje dat vossen die zich ophouden in de buurt van Friese pluimveebedrijven niet langer mogen worden afgeschoten omdat volgens de rechter níet door de provincie bewezen kon worden dat de vos 'belangrijke schade' onder de kippen aanricht. "Maar," zo ging het berichtje verder, "de vossenjacht voorzover die is bedoeld om de weidevogels te beschermen mag wel doorgaan tussen 15 augustus en 1 april".
jonge vossen

Bescherming weidevogelnesten

De reeds jarenlange jacht op de vos heeft echter niet kunnen bewerken dat de weidevogelstand is toegenomen. Integendeel, er komen er steeds minder. Sinds ruim tien jaar doen ook agrariërs aan bescherming van weidevogels. Door vrijwilligers op het gebied van weidevogelbescherming worden bij veehouders in de weilanden nesten gemarkeerd van kieviten, grutto's, watersnippen, zomertalingen en kemphanen, om de eieren en broedsels te beschermen tegen vernieling door werkzaamheden die op een weiland plaatsvinden, zoals mesten, maaien en beweiden. De deelnemende veehouders krijgen hiervoor vergoedingen om de kosten van het extra werk dat het ontzien van de nesten oplevert, te dekken. Prachtig! Elke dierenvriend verheugde zich erover dat de kwetsbare legsels en broedsels niet tussen de meedogenloze messen van de maaimachines versnipperd zouden worden. En als de pulletjes het nest verlaten? Tot zover gaat het goed. Maar zodra de pullen het nest verlaten en in het lange gras rondhippen begint de ellende. Afgezien van een aantal goedwillende agrariërs zijn er zeer velen die niet kunnen wachten tot de jonge diertjes kunnen vliegen en willen zo snel mogelijk met de maaimachine het weiland op, om zoveel mogelijk hooi te vergaren. En zo gebeurt het dat de pullen, zo zorgvuldig beschermd toen ze nog in het ei en in het nest zaten, tegen vergoedingen die door de belastingbetalers moeten worden opgebracht, alsnog worden gedood door de maaimachines Geld binnen? Maaien maar! Rijdt u met de auto in het voorjaar maar eens langs de weilanden. Als u daar maaimachines in actie ziet en er vliegt een zwerm kraaien of meeuwen omheen, dan weet u dat daar versnipperde pulletjes op het land liggen. In september vorig jaar stonden er alarmerende berichten in de krant over grote achteruitgang van de weidevogelstand. De watersnip en de kemphaan broeden hier al bijna niet meer. De veldleeuwerik wordt ook steeds zeldzamer. Wiens schuld is dat alles? Van Reintje de Vos?

VISSEN

Nederlanders eten steeds vaker vis, zo liet het Produktschap Vis ons in maart van dit jaar via de pers weten. En de televisiereclames en receptenboekjes moeten vis nog populairder maken bij een groter publiek, aldus het produktschap. Onze ervaring is dat veel mensen vlees van vissen eten i.p.v. vlees van op het land levende dieren. Reden is vaak mededogen met de dieren in de bio-industrie. Men vergeet dan echter dat de visindustrie, of de vissen nu gevangen of gekweekt worden, ook een bio-industrie is. Voldoen de huisvestings- en verzorgingsomstandigheden in de viskwekerij al niet aan de natuurlijke behoeften van de diverse vissoorten, de vangst- en dodingsmethoden die al decennia lang worden toegepast zijn ronduit grove dierenmishandeling te noemen. In 1999 hebben wij daarover al gesprekken gevoerd met het Produktschap Vis en met het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO), we hebben er een persbericht over uitgegeven en er uitvoerig over in ons contactblad geschreven. We hebben ons toen voornamelijk gericht op de palingen en de meervallen, die in een zout- resp. ijsbad een urenlange en zeer pijnlijke doodsstrijd moeten doormaken om daarna alsnog lévend én bewust het strippen (verwijderen van de ingewanden) te moeten ondergaan. Terecht noemen Nederlandse wetenschappers het doden van vissen, zowel op de vissersboten als in de viskwekerijen, het grootste dierenwelzijnsprobleem! Raad voor Dierenaangelegenheden Mede dankzij onze inspanningen kwam er meer aandacht voor dit probleem. Er werden kamervragen gesteld, en het Ministerie van LNV maakte heuse plannen om regels op te stellen voor het doden van vissen. In 2003 kwam de Raad voor Dierenaangelegenheden (die het ministerie van advies dient) met een rapport waarin criteria beschreven waren waaraan het doden van paling en meerval maar ook van andere vissoorten dient te voldoen. Deze criteria laten wij hieronder volgen. Wij citeren. "CRITERIA WAARAAN HET DODEN VAN O.A. PALING EN MEERVAL DIENT TE VOLDOEN". Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen, slachten of doden van vissen wordt uitgevoerd door personen die de nodige kennis en vaardigheden bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren. De vissen moet bij deze handelingen elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden worden bespaard. Vissen dienen te worden gedood door toepassing van een van de volgende manieren.
  1. Dodingsmethode die onmiddellijk na aanvang van de dodingshandeling leidt tot de dood van de vis, of
  2. Dodingsmethode die zonder onaanvaardbare opwinding of pijn direct dan wel geleidelijk leidt tot bewusteloosheid én gevoelloosheid, gevolgd door de dood voordat de bewusteloosheid én gevoelloosheid zijn geweken, of
  3. Bedwelmingsmethode die zonder onaanvaardbare opwinding of pijn leidt tot bewusteloosheid én gevoelloosheid, gevolgd door een dodingshandeling die leidt tot de dood voordat de bewusteloosheid én gevoelloosheid zijn geweken. Alvorens een dodings- dan wel bedwelmingsmethode voor een specifieke vissoort kan worden toegestaan, dient een gerenommeerd en erkend onderzoeksinstituut middels algemeen geaccepteerde wetenschappelijk onderbouwde methoden te toetsen of de beoogde dodingsmethode indien toegepast bij de beoogde vissoort kan voldoen aan de hierboven beschreven voorwaarden voor dodings- dan wel bedwelmingsmethoden". (Tot zover het citaat) De Raad achtte het mogelijk dat zéker voor paling met ingang van 1 januari 2006 deze criteria van toepassing verklaard zouden kunnen worden. Voor de meerval en andere vissoorten zouden ook methodes moeten worden ontwikkeld die aan bovenstaande criteria voldoen. Natuurlijk adviseerde de Raad dat e.e.a. in Europees verband moest worden uitgewerkt (de beste manier om te zorgen dat zaken op de lange baan worden geschoven - red.). Maar, zo stelde de Raad, "het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in 2004 biedt mogelijkheden om welzijnsvriendelijke dodingsmethoden voor vissen te agenderen".

Stilte

Na het verschijnen van dit advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden in mei 2003 is er vanuit de overheid, voor zover wij weten, geen enkele actie meer ondernomen. Het RIVO is nog steeds (in 2005!) bezig met onderzoek naar humanere dodingsmethoden voor paling, terwijl in een RIVO-rapport uit 1996! stond dat men verwachtte dit in 1998 rond te hebben! En dan te weten dat er in 1999 al een goede manier bestond om palingen, via het plotseling zéér diep onderkoelen in een pekel oplossing met een temperatuur van lager dan 15 graden onder nul, binnen 10 seconden buiten bewustzijn te brengen, welke toestand snel overgaat in de dood. Het is allemaal ongelooflijk en onbegrijpelijk.

SCHELPDIEREN EN DIERPROEVEN

Aan het bereiden van schaal- en schelpdiergerechten kleeft veel dierenleed, zoals bekend mag worden verondersteld. Al spreken wetenschappers elkaar nog steeds tegen als het gaat om de vraag of deze dieren nu werkelijk lijden als ze leven worden gekookt, voor ons is het helder dat, wanneer de dieren tegen het deksel van de pan springen, ook al zou het 'maar' een reflex zijn, dit een teken is van een gruwelijke doodsstrijd. In het begin van de jaren '90 hebben we ervoor gevochten het levend koken van schaal- en schelpdieren te laten verbieden in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, maar omdat wetenschappers verdeeld waren over de vraag of deze dieren nu wel of niet kunnen lijden (het zijn immers ongewervelde dieren en dus, wordt gezegd, kunnen ze geen pijn voelen, maar men vergeet dat bij deze dieren de wervel niet in maar op en om het lichaam zit!), wilde de wetgever deze dieren niet in de wet opnemen, ook omdat men bang was dat een bedwelming d.m.v. bijvoorbeeld electrische stroom ten koste zou gaan van de lekkere smaak! (Wat zijn wij mensen toch verschrikkelijke wezens!)

Dierproeven

Maar dat is nog niet alles, zo lazen wij in de Stentor van 19 maart jl. Om onze verwende tongen zonder gevaar voor eigen leven te kunnen strelen moet er nog meer dierenleed aan te pas komen. Vanwege het feit dat zich in schelpdieren zoals mosselen en oesters regelmatig natuurlijke gifstoffen opbouwen (biotoxinen, afkomstig van specifieke algensoorten) die bij de consument na het eten ervan kunnen leiden tot diarree, verlammingsverschijnselen, geheugenverlies en soms zelfs de dood, worden elke week metingen gedaan door het Rijksinstituut voor Visserij-onderzoek (RIVO) en het Instituut voor Voedselveiligheid. Om na te gaan hoeveel gif in de schelpdieren aanwezig is worden proefdieren gebruikt. In Nederland zijn dat ratten. De diertjes krijgen het gif door het eten toegediend. Hiervan krijgen ze diarree. Aan de mate waarin de diarree optreedt kan men zien hoe hoog de gifconcentratie is. In andere Europese landen gebruikt men witte muizen, die worden ingespoten met een samenstelling van de gevonden gifstoffen. Deze dieren sterven een pijnlijke dood.

Europees onderzoek

Dit onderzoek, zoals hierboven omschreven, is volgens Prof. De Boer van het RIVO veel te omslachtig. Daarom gaat hij, samen met een aantal Europese universiteiten, enkele andere onderzoeksinstituten en een schelpdierbedrijf in Ierland een onderzoek starten om te komen tot nauwkeuriger meetmethoden waar bovendien géén proefdieren meer aan te pas hoeven te komen. Een stap in de goede richting, die hopelijk heel wat dierenleed zal kunnen besparen. Voor de schelpdieren zelf echter is het eind van de ellende nog niet in zicht!

DIERPROEVEN VOOR COSMETICA

In ons contactblad van oktober 2003 schreven wij over het bericht dat Frankrijk naar het Europese Hof van Justitie stapte om bezwaar te maken tegen een bijna-totaalverbod op dierproeven voor cosmetica, waartoe de lidstaten van de EU hadden besloten (Trouw d.d. 20-08-'03). Frankrijk is het belangrijkste cosmetica-producerende land in Europa. Op 25 mei jl. lazen wij in Trouw een verheugend bericht dat wij letterlijk voor u overnemen: "Verbod op dierproeven cosmetica gehandhaafd De geleidelijke invoering van een verbod op dierproeven voor de productie van cosmetica blijft van kracht. Dat heeft het Europese Hof van Justitie bepaald. Het wees een beroep van de Franse overheid af, omdat het verbod niet strijdig zou zijn met het zogeheten rechtszekerheidsbeginsel. Volgens Frankrijk, dat onder zware druk stond van cosmeticaproducenten, is het verbod wel in strijd met dat beginsel. Tegen 2011 zou er in de EU een volledig verbod moeten zijn op dierproeven voor schoonheidsproducten, alsmede een ban op de verkoop van cosmetica waarbij vivisectie is toegepast".

CASTRATIE BIGGEN MET VERDOVING

In vervolg op het minisymposium "Alternatieven voor castreren van varkens" op 14 januari jl. (zie ons contactblad van april 2005) werd op 1 april een themamiddag gehouden met als titel "De toevoegende waarde van de lokaal anesthesie bij castratie van biggen". De middag was georganiseerd door de stichting Nationaal Platform Pijn bij Dieren en de Secties Anesthesiologie en Varkensgezondheidszorg van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Prof. Dr. L.J. Hellebrekers van deze Faculteit stelde dat een plaatselijke verdoving zeker een stap vooruit zou zijn. Het neemt echter de pijn niet weg, zeker de napijn niet. Maar de pijn is wel minder, en daarmee ook de welzijnsaantasting. Verdoving moet dan ook niet als een alternatief worden gezien, maar als tussenstap. Er moet uiteindelijk in EU-verband een finale oplossing worden gevonden, die chirurgische castratie overbodig maakt. Om een antwoord te vinden op de vraag wanneer een dier pijn heeft, gaat Prof. Hellebrekers uit van het analogie-postulaat: wat bij de mens pijn doet, doet bij het dier ook pijn. (Dat lijkt in uw en onze ogen het intrappen van een open deur, maar als we beseffen dat veel wetenschappers over elkaar heen rollen als het gaat om de vraag of dieren echt pijn kunnen hebben, en als ze pijn kunnen hebben, of ze het dan ook echt als zodanig kunnen ervaren etc. etc., dan zijn we heel blij dat Prof. Hellebrekers dit zo eenvoudig stelt. Ons gezonde verstand en onze intuïtie zeiden dit ook al, maar het is goed om dit wetenschappelijk bevestigd te zien - red.). Dat onverdoofde castratie buitengewoon pijnlijk is, wordt tegenwoordig door de meeste wetenschappers erkend. De leeftijd van de big is hierbij niet bepalend. De professor noemde een aantal negatieve gevolgen van pijn: welzijnsaantasting, immunologische stoornissen, verminderde water- en voedselopname, verhoogde kans op wondinfecties en een trager herstel na bijv, een ziekte. De grootste knelpunten bij een plaatselijke verdoving waren volgens Prof. Hellebrekers de hoge kosten (alleen de dierenarts mag verdoving toedienen), de Arboregelgeving (risico voor varkenshouder) en de pijnlijkheid van de injectie.

Noorwegen

Een van de andere sprekers was Dr. Birgit Ranheim, als dierenartsonderzoeker werkzaam bij de veterinaire faculteit in Oslo, alwaar zij meewerkt aan het onderzoek naar de mogelijkheden van plaatselijke verdoving bij de castratie van biggen. Volgens de Noorse wet moeten alle biggen al sinds 2002 worden verdoofd voor castratie. Dit gebeurt door dierenartsen. Na 2009 mag er helemaal niet meer worden gecastreerd. In het begin stonden de Noorse varkenshouders zeer sceptisch tegenover een verdoving, maar nu ziet men er toch meer de voordelen van in. De Noorse dierenartsen vinden het effect van de verdoving duidelijk merkbaar positief en noemen het dierenwelzijn hierdoor verbeterd. (En nu maar afwachten wat in Nederland het onderzoek naar een plaatselijke verdoving oplevert, dat dit jaar van start is gegaan - red).

De Stichting Rechten voor al wat Leeft.

Auteur .

pijl omhoog