Mensen houden van dieren. We houden
honden, katten, vogels, vissen, hamsters of zelfs
een pony als gezelschapsdier en verzorgen het
zo goed mogelijk. Tegelijk eten we dieren zonder
scrupules op. Dagelijks worden miljoenen kippen,
koeien, varkens en vissen gevangen en opgegeten.
Om te voldoen aan de menselijke behoeftes worden
dieren op een kunstmatige manier bevrucht en gekweekt,
waarna ze in grote aantallen dienst doen als voedsel
of als grondstof voor kleding of cosmetica. Tal
van dieren worden op een mechanische manier "geproduceerd"
in legbaterijen voor kippen, hokken voor runderen
en kweekvijvers voor vis- en schaaldieren.
De doding of slachting gebeurt in speciaal opgerichte
bedrijven waarna het dode "vlees"
hygiƫnisch wordt verpakt tot hapklare schotels.
Weinig mensen staan stil bij het lot van dieren.
Sinds enkele jaren is er evenwel een tegenbeweging.
Onder impuls van groepen als Gaia, Veeweyde en
andere dierenbeschermingsorganisaties werden wetten
en regels van kracht die de mishandeling van dieren
verbieden. Beelden van geslagen honden, uitgemergelde
paarden, door olie aangespoelde vogels, verrot
geslane koeien en neergeknuppelde zeehondjes worden
steeds luider afgekeurd.
Het massaal afmaken van
gezonde dieren na het uitbreken van mond- en klauwzeer
en de vogelpest doet ook vragen rijzen over de
ethische kant van de zaak. De meeste reacties
zijn evenwel emotioneel. Dieren mogen wel niet
mishandeld worden, maar doden voor consumptie
lijkt evident. Dat een dier ook rechten zou hebben
lijkt alsnog een absurde stap te ver.
Over dit thema beginnen steeds meer filosofen
zich evenwel te roeren.
In zijn boek Darwin, dier
en recht zoekt de Nederlandse filosoof Paul Cliteur
naar de ethische grondslag voor dierenrechten.
De publicatie van The Origin of Species in 1859
van Charles Darwin haalde het traditionele mensbeeld
van "de mens is de maat van alle dingen"
overhoop. De mens werd niet "geschapen"
in het jaar 4.004 v.C. - zoals godgeleerden hadden
berekend op basis van de verhalen in de Bijbel
- maar was het product van een miljoenen jaren
evolutie. We komen voort uit dieren. Toch bleven
ook darwinisten geloven in de superioriteit van
de mens, wat onder meer tot uitdrukking kwam in
de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens. Hierin zijn rechten niet langer "bevolen
door God" maar vloeien ze voort uit de specifieke
geaardheid van de mens. Sindsdien staat het concept
van de "menselijke waardigheid" centraal.
Maar, zo vraagt Cliteur zich af, waarom hebben
mensen rechten en dieren niet? Het argument dat
mensen kunnen spreken en dieren niet klopt niet,
want paarden en honden zijn bijvoorbeeld communicatiever
en vaardiger dan pasgeboren baby's. Het
argument dat mensen voor hun rechten kunnen opkomen
en dieren niet, is ook niet absoluut want geestelijk
gehandicapten hebben in onze ogen wel rechten,
en terecht.
Cliteur verklaart de afwijzing van dierenrechten
vanuit de grote voedingsbronnen van ons cultureel
erfgoed: de klassieke, de joods-christelijke en
de humanistische. Tot vandaag wordt gewezen op
het onderscheid tussen mens en dier zoals het
vermogen tot herinnering, liefde, redelijkheid
en vooral bewustzijn. In 1789 stelde Jeremy Bentham
evenwel dat men niet zozeer naar de verschillen
moet kijken maar naar het gemeenschappelijk vermogen
tot lijden. En voor Albert Schweitzer vormde "eerbied
voor het leven" het centrale punt in zijn
ethiek. Dat laatste is evenwel onhoudbaar als
men het zou doortrekken tot in het absolute aangezien
men dan ook het aidsvirus en de pestbacil zou
moeten beschermen.
Cliteur haalt dan ook de ethicus James Rachels
aan die een onderscheid ziet tussen "having
a life" en "being alive" en
Peter Singer die het "persoonlijk"
leven als uitgangspunt neemt.
Het feit dat men
bescherming moet bieden aan een "rationeel
en van zichzelf bewust wezen" heeft grote
implicaties. Het maakt enerzijds abortus en euthanasie
acceptabel en vivisectie, de bio-industrie en
experimenten met dieren onaanvaardbaar. De Amerikaanse
filosoof Tom Regan vertaalt dit zelfs naar het
toekennen van rechten aan dieren. "De dierenrechtenbeweging
is een deel van, geen tegenstander van de mensenrechtenbeweging”,
aldus Regan.
Is een Universele Verklaring voor de Rechten
van het Dier een absurde gedachte? Voor Paul Cliteur
allerminst al zal dit bij de meeste mensen met
scepsis worden onthaald. Dat is ook logisch, aldus
de auteur, gezien de algemene aanvaarding dat
dieren gewoon instrumenten zijn en voor consumptie
mogen worden gebruikt. Maar een dergelijke aanvaarding
bestond vroeger ook ten aanzien van de slavernij,
de minderwaardige positie van de vrouw en de afkeuring
van homoseksualiteit. Cliteur geeft enkel aan
dat wijziging in dergelijke vastgeroeste denkbeelden
moeilijk zijn en vaak lang duren, maar daarom
niet onmogelijk zijn.
Hebben we morele blinde
vlekken, zo vraagt hij zich af? Het inzicht van
een morele falen in onze houding tegenover dieren
kan in de toekomst even duidelijk worden als de
vroegere houding tegenover de slavernij.
De vraag naar rechten voor dieren is voor heel
wat mensen absurd en zelfs schandalig. Daarbij
wijzen ze op het vele "menselijke"
leed dat nog moet gelenigd worden. Het is een
verwijt dat Gaia-voorzitter Michel Vandenbosch
regelmatig te horen krijgt. Toch is het ene niet
tegengesteld aan het andere. Eigenlijk is ageren
tegen dierenleed juist een consequent doortrekken
van de morele verafschuwing voor elk onnodig lijden.
Wie een dier hoort kermen van de pijn weet dat
iets gelijklopend gebeurt als bij "menselijk"
lijden. Het grote verschil is dat dieren die opgesloten
worden in legbatterijen, kweekkisten en hokken
niet georganiseerd kunnen protesteren. Hun lijden
is er evenwel niet minder om.
De consequent doorgetrokken
visie dat we geen enkele vorm van onnodig lijden
van levende wezens kunnen aanvaarden stelt echter
andere vragen die in het boek van Cliteur niet
aan bod komen. Ondermeer de vraag naar de waarde
van mogelijke dierenrechten. Of anders gezegd,
wat bij een conflict tussen de rechten van mensen
en die van dieren? Mogen we een dier offeren om
een mens te redden? Vooralsnog ligt volgens Cliteur
het antwoord voor de hand: ja "natuurlijk".
Recensie: Dirk Verhofstadt verhofstadt.dirk@pandora.be. |