Amsterdam heeft zo'n beetje de best onderzochte stedelijke natuur ter wereld. Met dank aan stadsecoloog Martin Melchers. Over top-natuurgebied Schiphol, het misbruik van de rugstreeppad en zijn levenslange trauma over IJburg. "Wat je goed in de gaten moet houden is je nietigheidsbesef". Interview met toestemming overgenomen uit Milieudefensie Magazine van juni 2006 door Michiel Bussink |
Tijdens het tellen van rugstreeppadden en mussen in Amsterdam, de afgelopen dagen, heeft de zon zijn gezicht bruin verbrand. Vandaar dat Martin Melchers (61) nu graag even in de schaduw wil zitten op het terras van het Muziekgebouw aan het aan het IJ. De uitgelezen plek voor de schrijver van `Haring in het IJ - de verborgen dierenwereld van Amsterdam'. Die ochtend zijn er in Amsterdam nog weer drie nieuwe soorten gevonden. "Hier in het IJ de zwarte grondel, een visje van veertienenhalve centimeter die alleen bekend was in de Zeeuwse wateren. Op de Diemer Zeedijk een smaragdlibel. En een kleine klapekster. Maar goed, dat laatste zegt niet zoveel: de hele vogelgids vliegt hier over:' Wat hij er mee zeggen wil: er is altijd weer wat nieuws te beleven in de Amsterdamse natuur. "Toen ik het boekje `Haring in het IJ' schreef, dacht ik de natuur van Amsterdam wel te kennen. Tot ik meeging met vissers op het IJ, die me vertelden dat er hier kabeljauw, wijting en haring zwemt?" De ontdekkingstocht in de Amsterdamse natuur is nooit ten einde. "Het begrip hangjongere is mij vreemd. Je bent een lamstraal als je zegt dat je je verveelt. Mensen die geboeid zijn door het leven op aarde, vervelen zich nooit. Het is uniek. Het wonder dat je overal ziet: je moet je best doen die korte tijd dat je leeft daar een beetje contact mee te krijgen." |
Rondstruinen Melchers doet zijn best, zolang hij zich kan herinneren, in Amsterdam, waar hij is geboren en getogen: "Amsterdam is mijn biotoop." Waar gaat die jongen toch naar toe, vroegen zijn ouders, meesters en juffen zich af als Melchers zijn laarzen aantrok en urenlang wegbleef. Toen de meester op verzoek een keer mee mocht, naar de opgespoten velden rond Amsterdam, raakte hij prompt onder de indruk van de kemphaaneieren, leeuweriknesten en jonge kluten die leerling Melchers er wist te vinden, en gaf hem nooit meer een onvoldoende. Als elfjarig jongetje gaf hij zijn schrift met foto's en aantekeningen over zijn bevindingen de titel `Natuur in Amsterdam'. Maar bioloog is hij nooit geworden. "Ik ben puur een autodidact op het gebied van stedelijke ecologie". Kantoorbaantjes heeft hij gehad, bij een grafische drukkerij gewerkt, grammofoonplaten verkocht. Dat was het allemaal niet. "Even heb ik in mijn leven wel op een splitsing gestaan: ga ik beroepsmatig iets met natuur doen? Maar ik vind dat je van je hobby niet je beroep moet maken, want dan sterft je hobby." Fysiotherapeut werd het, zodat hij in ieder geval ook niet achter een bureau hoefde te zitten. "Dat heb ik vijfendertig jaar met veel plezier gedaan." Rondstruinen bleef hij in zijn vrije tijd altijd doen. Op zoek naar vooral fauna, "planten kan altijd nog, dat is meer iets voor als je bejaard bent". Naar veldleeuweriken bij de Diemerzeedijk, aalscholvers en snoekbaarzen in de Amsterdamse haven, naar koolmezen en atalantavlinders op struiken in plantsoenen en stadstuinen en honderden andere beesten. Gezondheid"De grootste opgave voor deze tijd is: hoe houden we onze steden leefbaar en dus groen, bereikbaar groen. Steden met longen. Sinds vijfduizend jaar wonen mensen in de steden, terwijl we als soort mens zo'n 150.000 jaar bestaan. Een fractie van die tijd wonen we pas in de stad. Dat gaat in een versnelling door. Over vijfentwintig jaar woont 84 procent van de mensen in Europa en de VS in de stad. De stedelijke omgeving moet goed zijn, dat wil onder andere zeggen met voldoende groen. Als die biotoop niet klopt, gaat het fout. Gezondheid wordt enorm beïnvloed door natuur. Alleen al als je mensen beelden laat zien van een stenige stad krijgen mensen stressverschijnselen, stijgt de bloeddruk, gaan ze zweten." Vandaar ook dat natuur in en bij de stad "ontzettend veel belangrijker is dan daarbuiten: ik heb liever dat er kikkers kwaken in het Vondelpark, dan op de Veluwe."
|
HalsbandparkietenPer saldo is de soortenrijkdom er in Amsterdam op vooruit gegaan, denkt Melchers. Vooral sinds er zo'n tien jaar geleden een verbinding is gekomen tussen de Rijn en de Donau, zwemmen er om de haverklap nieuwe beesten in het IJ. "Vlokreeften die uit de Kaspische Zee komen en roofbleien uit de Donau. Moet je je de kaart van Europa en Azië er eens bij voorstellen: wat een afstanden." Of het erg is dat die nieuwe soorten allemaal `exoten' zijn, soorten die hier van oudsher niet voorkomen. "Natuurlijk is dat niet erg. Als je dat wel erg vindt, ga je op de stoel van Onze Lieve Heer zitten. Er is een sterke stroming in de ecologie, ook in het officiële beleid, die zegt: `exoten moeten dood, want het is slecht voor de biodiversiteit'. Wat een onzin." Melchers wijst naar buiten. "Kijk, daar vaart weer een tanker met van alles aan boord. Wij slepen allerlei spullen de hele wereld over en dan zouden die beestjes hier niet mogen komen. De aardappel was ook een exoot. De driehoeksmossel hebben we hier sinds 1826. Er vlogen vorig jaar achttienhonderd halsbandparkieten in Amsterdam: als je hier lang genoeg bent, ben je exoot af." HuilenToch gaat het hem niet alleen om de ecologie, puur de plantjes en de beestjes. "De wereld waarvan ik hield, is grotendeels veranderd en vernield", schrijft hij in het boekje Onverklaarbaar Gelukkig (samen met twee Amsterdamse vrienden over natuurervaringen). En dan doelt hij op groene stukken aan de rand van de stad die verdwenen. "De aanleg van Ijburg is emotioneel gezien de grootste knauw die ik heb gekregen. Toen bekend werd dat IJburg doorging, heb ik twee dagen lang naar een punt in de tuin zitten turen. Ik ken volwassen mannen die hebben zitten huilen:' De ideale stad, legt Melchers uit, is een stad waar ergens een deur in zit. Een deur waardoor mensen naar binnen en naar buiten kunnen. "Ijburg heeft die laatste deur op slot gegooid, een deel van de charme van Amsterdam is ermee voorgoed verloren gegaan. Ik was er met hart en ziel tegen. Hoe is het mogelijk dat een overheid dat doet." Hij heeft wel een oplossing voor die opgelopen kwetsuur: "Ik moet gewoon dood. Ik ben nu eenenzestig. Als het heel erg meezit mag ik nog twintig jaar mee. Maar mijn zoon, denk je dat die er last van heeft dat de deur van Amsterdam is dichtgegooid?" De Nederlandse natuurstudie begon ruim honderd jaar geleden in Amsterdam. Met Jac. P. Thijsse die er met zijn leerlingen op uit trok en daar boekjes over schreef. Melchers staat dus in een respectabele traditie en zijn reputatie reikt tot in het buitenland: "Onlangs wilden Spanjaarden weten wat ik vond van hun boekje Los Amfibios y Reptilos de Madrid of zoiets." Maar de status van best onderzochte stedelijke natuur is niet voor de eeuwigheid. "Over een paar jaar heffen ze die gemeentelijke afdeling ecologie misschien wel weer op. En dan was dat in de geschiedenis een kleine episode waarin er veel aandacht was voor natuur. Wat je goed in de gaten moet houden is je nietigheidsbesef. Het wonder van de natuur is heel groot. Zoveel groter dan de sprookjesachtige verhalen in religies. Er zijn mensen die zeggen: wij hebben geen natuur meer. Onzin. Op Manhattan zitten overal grijze eekhoorns, de Monarchvlinder vliegt over Broadway, op de Wallen zitten Vlaamse Gaaien. Wij zijn niet in staat om ook maar een grasspriet te maken. En wij mensen zijn ook natuur." |