Homepage
Nederlands

Dieren hebben rechten!

Ik begin maar met de conclusie van mijn verhaal: DIEREN HEBBEN RECHTEN!
Basta. Tekst van een voordracht uitgesproken door dr op donderdag 12 april 2007 bij het VU Podium aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Dirk BoonHet is dus niet: dieren kunnen rechten hebben, dieren zouden rechten moeten hebben, wij streven ernaar dat dieren rechten krijgen, nee, ik herhaal nog eens: dieren hebben rechten.
Een tweede conclusie is dat het hoog tijd wordt dat er eens een studiedag aan dit onderwerp wordt gewijd, een studiedag die uitsluitend handelt over de rechtspositie van dieren en de wijze waarop dieren een plaats moeten krijgen in de grondwet. Daar kom ik later nog op terug. U bent een prachtige universiteit waarin levensbeschouwing hoog in het vaandel staat. U bent dan ook de aangewezen club om deze studiemiddag te organiseren.
Daar kunt u heel veel eer mee inleggen, want het is hoogst noodzakelijk dat er structuur en ordening komt in het debat over de rechten van het dier en dat de neuzen dezelfde kant op komen te staan.
Als een van uw eminente geleerden nog zou hebben geleefd, dan zou hij er wel raad mee hebben geweten om een dergelijke studiedag te organiseren. Ik bedoel de jurist en rechtsfilosoof professor mr H.J. van Eikema Hommes die in 1984 op 54-jarige leeftijd is overleden en die aan uw universiteit tot het laatst hoogleraar van het vak Encyclopedie der rechtswetenschappen is geweest. Dat was het belangrijkste vak uit de rechtenstudie, waarin eerstejaars studenten kennis konden maken met het recht.

Dat moet ik even uitleggen. De universitaire gemeenschap bestaat enerzijds uit extreme specialisten en anderzijds uit extreme generalisten en uiteraard mensen met een tussengelegen geaardheid. Specialisten weten bijna alles van heel weinig, generalisten weten heel weinig van bijna alles. Van Eikema Hommes was een generalist, maar wel een die heel veel van bijna alles van het recht wist.
Een van de vakgebieden waarop hij goed thuis was betrof de algemene rechtsleer. Daarin wordt uitgelegd welke instrumenten in het recht gebruikt worden, bijvoorbeeld tot regeling van de onderlinge verhoudingen van de entiteiten -zoals de staat en de kerk- en van de natuurlijke personen.

Van Eikema Hommes heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de vraag wat een recht is, hoe dat zich verhoudt tot een plicht en wie dragers van rechten kunnen zijn.
Zo heeft hij beklemtoond dat een rechtsbelang iets anders is dan een psychologisch belang. Als voorbeeld heeft hij genoemd: de dove medeburger die geen belang zou hebben bij concertbezoek. Onzin vindt hij, weliswaar heeft de dove mogelijk geen psychologisch belang om naar het concertgebouw te gaan, hij heeft echter wel een rechtsbelang.
Het heeft tot -ik zeg uit mijn hoofd- 1923 geduurd, voordat jonge kinderen dragers van rechten werden. Stelt u zich voor, de baby in de wieg die een vermogen erft, bestaande uit de fabriek van vader, een stapel aandelen en een banktegoed. Het heeft lang geduurd voordat juristen konden begrijpen dat het kind zonder voorbehoud eigenaar kon zijn van dergelijke zaken.

Het is een andere jurist, P. H. A. N. Houwing geweest die in zijn proefschrift uit 1939 haarscherp duidelijk heeft gemaakt dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen het hebben van een recht (het hebben van het voordeel) en het uitoefenen van een recht. Met andere woorden, er kan sprake zijn van een tweedeling, waarbij een vertegenwoordiger de rechten namens de rechthebbende uitoefent.
En zo zit het ook met dieren, ik kom daar nog op terug.

Ik ga terug naar 1886.
Toen werd een nieuw wetboek van strafrecht ingevoerd, waarin een bepaling voorkwam die luidde 'Het mishandelen van een dier wordt gestraft met ..'. en dan volgde een strafmaat.
Daarmee was een rechtsplicht opgelegd aan alle burgers van Nederland. Men moest zich van het mishandelen van dieren onthouden. Nu moet u begrijpen dat recht niet meer is dan een constructie, een constructie van regels, die er vooral voor bedoeld zijn om het samenleven tussen mensen een beetje gladjes te laten verlopen en bijvoorbeeld ook om de staat met zijn bevoegdheden te rechtvaardigen.
In deze constructie geldt een stilzwijgende afspraak dat tegenover elke rechtsplicht een recht dient te staan en andersom.

Wij kunnen een kwestie benaderen vanuit de rechtenkant, alsook vanuit het perspectief van plichten. Wij hebben het recht van eigendom vanuit het perspectief van het recht geformuleerd, hetgeen betekent dat iedereen verplicht is om dat recht van een ander te respecteren. Met andere woorden, als u de eigenaar bent van een studieboek dan moet iedereen om u heen zonder uw toestemming met zijn vingers van uw boek afblijven.

De rechtsbescherming van dieren is sinds 1886 geformuleerd vanuit het perspectief van de plicht: Gij zult dieren niet mishandelen.
De wetgever -een staatscommissie uit 1870- heeft zich moeten buigen over de vraag welk recht diende te staan tegenover deze plicht om dieren niet te mishandelen.
Ook in 1870 zou het voor de hand hebben gelegen om tegenover de plicht om dieren niet te mishandelen het recht van dieren in het leven te roepen om niet mishandeld te worden. Dat vond de wetgever veel te ver gaan.
En daarom is de gekunstelde constructie bedacht dat tegenover de plicht om dieren niet te mishandelen het recht van mensen stond om niet in hun zedelijke gevoelens te worden gekwetst bij de aanblik van de wrede behandeling of de verwaarlozing van dieren. Met andere woorden, eerst diende vastgesteld te worden dat de zedelijke gevoelens waren gekwetst, om pas vervolgens te kunnen concluderen dat sprake was van strafbare dierenmishandeling. Dat is een heel ongelukkige keuze geweest van de wetgever. Een heel ongelukkig wetgevingsinstrument.
Dat instrument heeft in de praktijk dan ook haast nooit gefunctioneerd.

In 1980 heeft een schrandere ambtenaar -Just Walter- op eigen initiatief een notitie geschreven, de Nota Rijksoverheid en dierenbescherming.
In die nota stond dat de zedelijkheidsgrondslag niet functioneerde en dat deze diende te worden opgeruimd. Daarvoor in de plaats diende te komen dat dieren een eigen intrinsieke waarde hebben, zeg maar eigen belangen. Met andere woorden, tegenover de rechtsplicht om dieren niet te mishandelen zou het recht van dieren moeten staan om niet in hun eigen belangen te worden geschaad, respectievelijk in hun intrinsieke waarde. De simpele vertaling van dit uitgangspunt is dat tegenover de rechtsplicht om dieren niet te mishandelen het recht van dieren is komen te staan om niet mishandeld te worden.
Deze Nota is goedgekeurd door het Nederlandse parlement en daarmee is mijns inziens vastgelegd dat dieren juridische rechten hebben.

Alleen, niemand die dat weet. Niemand heeft de consequenties overzien van het aannemen van deze Nota.
Nadien heeft niemand ook in het parlement en in kringen van wetgeving nog eens onderzocht wat de rechtspositie van dieren nu eigenlijk is.
Bij de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992, staan dieren nog simpelweg vermeld als rechtsobjecten. Met andere woorden, als voorwerpen te vergelijken met stoelen, tafels en auto's.
In Duitsland zijn ze iets slimmer, hoewel hun kwalificatie van dieren ook niet uitblinkt van duidelijkheid. In de Duitse grondwet staat: 'Tiere sind keine Sachen'. Dieren zijn geen zaken. Nee, maar wat zijn het dan wel?
In dat vak, Encyclopedie der rechtsgeleerdheid, wees Van Eikema Hommes erop dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen rechtsobjecten en rechtssubjecten.
Rechtsobjecten zijn vooral de stoffelijke zaken waar iemand recht op kan hebben. Rechtssubjecten zijn de dragers van rechten en plichten, zeg maar alle natuurlijke personen en de rechtspersonen, zoals de staat, de kerk, de besloten vennootschap, de stichting en de vereniging.

Wij hebben gezien dat kleine kinderen, maar ook vrouwen, geestelijk gestoorden, demente bejaarden rechtssubject kunnen zijn, hetgeen in het verleden niet vanzelfsprekend is geweest. In het Romeinse recht -waar het moderne recht van de Europese staten ruimschoots is aan ontleend- was de kring van rechtssubjecten heel klein. Alleen een aantal rijke grondbezitters en belangrijke personen van de mannelijke sekse waren drager van rechten. Tot hun letterlijke eigendom behoorden hun slaven, hun kinderen, hun vrouwen en hun soldaten. Dezen waren in principe rechteloos; zij waren rechtsobject, voorwerp van recht.
Nu was er een rituele rechtsfiguur waarmee kinderen -mannelijke kinderen- uit de hand van hun vader konden worden gebracht om op die wijze eigen rechten te verwerven. Deze rechtsfiguur heet de emancipatio. Het uit de manus, de hand, brengen ligt daarin besloten.
Welnu, de emancipatio heet bij ons gewoon emancipatie en dat is te duiden als een proces waarbij de eigen belangen van bepaalde personen of groepen personen omgezet worden in rechten. In juridische rechten.

Een recent voorbeeld is het homohuwelijk. In de jaren 1960 en 70 heb ik homofiele mensen niet horen spreken over een wens om een burgerlijk huwelijk te kunnen sluiten. Pas in de jaren 1980 kwam deze wens aan het licht. De onderkenning van het hebben van belangen is het begin van de emancipatie, het winnen van voorstanders en het overwinnen van de tegenstand is de tweede stap. Een derde stap bestaat uit de inlijving van de belangen door het recht. In principe door de wet. Dat laatste is een essentiële stap, want een kenmerk van een recht is dat het uitgeoefend kan worden en vooral dat er middelen zijn om op te treden tegen inbreuk op een recht. De eigenaar kan tien keer roepen 'dat is mijn boek', maar als hij geen rechtsmiddelen heeft om zijn eigendomsrecht uit te oefenen en dat boek terug te krijgen, dan heb je niks aan dat recht.
Met andere woorden, kenmerk van elk recht is dat het uitgeoefend kan worden en dat er rechtsbescherming bestaat.
Ik kom nog even terug op de rechtspositie van slaven.
In elk geval in de latere Romeinse tijd konden slaven een naam dragen, familiecontacten onderhouden, zoals het aangaan van een huwelijk, en konden zij ook over een bescheiden eigen geldsvermogen beschikken. Met andere woorden, er kan sprake zijn van een mate van rechtssubjectiviteit.
Zij waren nog eigendom van de pater familias, maar diverse van hun belangen waren omgezet in rechten.
Daarmee kan vanuit de algemene rechtsleer worden aangetoond dat een rechtssubject voorwerp van eigendom kan zijn -de hond als bezit van zijn baas- terwijl hij daarnaast toch over eigen subjectieve rechten kan beschikken.
Er is nog een andere eigenaardigheid: rechtssubjecten kunnen over veel en over weinig rechten beschikken. Dat hangt namelijk af van de belangen die zij hebben. Een demente bejaarde zonder familie en bezittingen heeft slechts recht op bescherming van lichaam, eer en integriteit, terwijl de zakenman in de bloei van zijn leven bij zeer veel rechtsgebieden betrokken kan zijn. Daaruit vloeit voort dat mensen veel of weinig rechten kunnen hebben.
Wij kunnen moeiteloos ervaren dat alle dieren -en ik waag het uit te spreken alle levende organismen, inclusief planten en bomen- dezelfde belangen hebben als mensen. Leven betekent streven naar overleven. Daarvoor is nodig dat er gegeten en gedronken wordt (laten we dat voedselzoekgedrag noemen), dat er gerust wordt, dat er aangevallen wordt en verdedigd tegen soortgenoten en andere soorten, dat er voortgeplant wordt, terwijl enkele soorten nog zo veel tijd over hebben dat er ruimte is om te spelen. Ook is bij alle soorten gedrag waarneembaar ter bescherming tegen kwalen en letsel.
Meer strevingen zijn er eigenlijk niet goed denkbaar, terwijl deze bij alle soorten in de meest uiteenlopende uitingsvormen te onderkennen zijn.
Daarmee zijn de eigen belangen van dieren -per soort en per groep- vast te stellen, te definiëren en te begrijpen.
Wij hebben in 1980 deze belangen zodanig geëmancipeerd dat zij tot rechten zijn geworden. Die rechten komen niet tot uitdrukking doordat in de wet verankerd is dat dieren rechten hebben, zij komen slechts tot uitdrukking omdat op mensen de rechtsplicht rust om dieren te beschermen.
De belangrijkste algemene wetsbepaling in dit verband staat in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en gaat terug op een latere versie van de algemene strafbepaling uit 1921 en luidt: 'Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen'. Daar staat dus dat het zonder redelijk doel helemaal verboden is om pijn of letsel te veroorzaken, dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
Bestaat daarentegen wel een redelijk menselijk doel, dan zal een belangenafweging plaats moeten vinden tussen de belangen van mensen enerzijds en die van dieren anderzijds.
Dat is in elke situatie de opgave waarvoor de mens zich gesteld ziet. Hij moet een afweging maken tussen wat hij met een dier wil en wat hij het dier naar verwachting aandoet.
De rechten van mensen staan tegenover de rechten van dieren.
Met andere woorden, de rechten van dieren zijn niet absoluut, doch zij staan in een verhouding tot de rechten van mensen. Is dat uitzonderlijk? Nee, de rechten van mensen moeten ook afgewogen worden tegen de rechten van andere mensen.
Het meest extreme voorbeeld is het naar het slagveld sturen van soldaten met het welbewuste risico dat dezen zullen sneuvelen, waarmee vaststaat dat het recht op leven van mensen niet een absoluut recht is.

Tot slot: De Tweede Kamerfractie van GroenLinks heeft bij monde van Femke Halsema zo'n anderhalf jaar geleden al voorgesteld om dieren op te nemen in de Grondwet. In een van mijn columns van vorig jaar heb ik voorspeld dat GroenLinks daarmee tracht om de Partij voor de Dieren de wind uit de zeilen te nemen. En zo is het ook gegaan.
Begin december 2006 heeft GroenLinks een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt om artikel 21 van de Grondwet aan te vullen. In dat artikel staat nu dat de zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu en daar wordt dan de bescherming van dieren aan toegevoegd.
Het wetsontwerp is met zijn toelichting zoals gebruikelijk toegestuurd naar de Raad van State voor advies.

Tot mijn stomme verbazing is de Raad van State tot de slotsom gekomen dat dieren moeten worden aangemerkt als rechtsobject, maar toch weer niet helemaal.
Nu ben ik vanaf 1977 in episoden betrokken geweest bij het onderzoek naar de rechtspositie van dieren. Ik ben tot de slotsom gekomen dat dieren net als mensen beperkt rechtssubject zijn -en beslist geen rechtsobject-, zodat mij er alles aan gelegen is om in het parlementaire debat dat nu op komst is er zorg voor te dragen dat de rechtspositie van dieren zeer zorgvuldig op de goede wijze wordt omschreven.
Vandaar dat ik aan het begin van deze voordracht heb bepleit dat er op zo kort mogelijke termijn een studiedag over dit onderwerp wordt georganiseerd met een debat tussen gezaghebbende personen, als voorbereiding van de parlementaire behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel. Tijdens die studiedag kan dan tegelijkertijd worden gepleit tegen de verrommeling van het recht. Immers, de rechtspositie van dieren hoort thuis in het domein van de rechtsgeleerdheid en nergens anders.

Als (moraal)filosofen spreken over rechten van dieren, dan hebben zij het in wezen over morele aanspraken. Het station van de morele aanspraken is in de emancipatiegeschiedenis van het dier echter allang gepasseerd. Morele aanspraken kunnen niet worden afgedwongen, de bescherming van dieren door middel van het recht wel.
De discussie dient niet te gaan over de vraag of dieren rechten hebben, doch uitsluitend over de vraag of de bestaande Nederlandse dierenbeschermingswetgeving voldoende uitgevoerd wordt en gehandhaafd wordt. Want daar zit de pijn: iedereen doet in dit land wat hem goeddunkt met dieren, zonder zich iets van de veelomvattende dierenbeschermingswetgeving aan te trekken. Iedereen kan moeiteloos en straffeloos altijd maar weer de wet overtreden.
Die situatie moet zo spoedig mogelijk worden veranderd, zodat de bescherming van dieren door middel van het recht in de praktijk gestalte kan krijgen.
Wetgeving die niet uitgevoerd en gehandhaafd wordt, moet volgens de algemene rechtsleer als symboolwetgeving worden aangeduid. En daarmee is de situatie getypeerd die nu al vanaf 1886 ononderbroken voortduurt. Bah.


logoEr is in de wereld meer verborgen dierenleed dan de laatste minuut van een dierenleven bij de slacht. Een dier lijdt ook aan verveling in een dichte stal.

Wanneer u Stichting Animal Freedom wilt steunen, leest u hier hoe u dat kunt doen.

Stichting Animal Freedom.
Auteur .

Onze hoofdartikelen in boek, in een overzicht of op een aparte mobielvriendelijke site.

Naar onze reactie op de actualiteit op Facebook.

Privacy verklaring.

pijl omhoog