Overtuigd vegetariër of veganist zijn zonder frustratie
Iedere reden om veganist te worden is een goede. Waar het om gaat is om
te zorgen dat de motieven die je hebt gekozen niet op
de lange duur leiden tot frustratie. Wanneer je veganist
bent, dan helpt de samenleving niet altijd mee om je daarin
te steunen: veel voedsel bevat (sporen van) dierlijke
ingrediënten, er zijn maar weinig veganistische restaurants
en de meeste restaurants hebben niet eens één
veganistische variant op het menu. Uitbreiding van het
aantal veganisten is dus een aantrekkelijke optie. Wat
jij kan, kan een ander ook, toch?
Totdat dat doel bereikt is, ben je als veganist voorlopig
een uitzondering en een uitzonderingspositie is niet altijd aantrekkelijk.
Wanneer je anderen aanspreekt op hun carnivore eetgewoontes,
moet je er rekening mee houden dat de vleeseters zullen
proberen je "pootje te lichten". Immers als
je struikelt, dan kunnen zij daarin een bewijs vinden
dat hun eigen voedselgewoontes zo gek nog niet zijn.
Ze proberen je te labellen als "extremist" of "fundamentalistisch".
Weerstand kun je gewild en ongewild oproepen, maar wanneer
je jouw eigen motieven eerlijk hebt afgewogen kun je
ongewilde weerstand ook voorkomen. Het is zaak om de
aard en herkomst van je eigen motieven goed te kennen
en eerlijk onder ogen te zien. Hiermee creëer je
een gezonde afstand tot jezelf en anderen waardoor je
beter kunt kiezen hoe je een ander tegemoet treedt.
Een veganist is niet een beter mens, maar
een levensstijl zonder diergebruik is wel een moreel
hoogstaander manier van leven dan van degene die zich
geen rekenschap aflegt van de effecten van het hedendaagse
misbruik van dieren. Deze boude bewering is gesneden koek
voor de veganist en ook de vleeseter onderschrijft deze,
maar zal het meestal niet toegeven. Voor deze stelling
is geen bewijs te leveren, maar vanuit de verwachting
dat ook de vleeseter zijn dwaling snel zou kunnen inzien,
proberen veel vleesverlaters de vleeseter tot
aanpassing van zijn eetgewoontes te bewegen. Dit vergt
geduld en dat is des te beter op te brengen als je als
veganist niet gefrustreerd raakt.
Een voorbeeld van een situatie die frustratie kan opleveren
is een gezin waarin hele hoge eisen aan het kind worden
gesteld. Een klein (onbekend) percentage veganisten
is afkomstig uit een dogmatisch milieu. Hun ouders zijn
vaak zelf geen veganisten, maar wel fundamentalistisch
in hun levensopvatting, bijvoorbeeld streng gelovig.
Wanneer in dergelijke gezinnen de vigerende opvatting
over de mens is dat hij in wezen slecht is, moeten hun
kinderen die veganist zijn geworden met name oppassen.
Hun motief om veganist kan dan zijn dat zij willen aantonen
dat zij zelf niet slecht zijn of dat de mensheid kan
worden verbeterd. Deze veganisten voelen zich schuldig
en verplichten zichzelf
om een daad te stellen. Voor andere mensen zouden
zij niet snel opkomen, immers deze zijn mede door hun
medeverantwoordelijkheid voor de situatie van de dieren
in en in slecht. Omdat dieren in hun ogen kwetsbaar
en onschuldig zijn, wordt het onrecht dat in onze samenleving
aan dieren op grote schaal wordt aangedaan, aangegrepen
als object van actie. Het is (vreemd genoeg) gemakkelijker
om voor een dier op te komen dan voor zichzelf. Dit
is prima als wordt gekozen voor een leefstijl waarin
dieren zo min mogelijk worden gebruikt; het is ook prima
als zij legale actie voeren voor verbetering van de
levensomstandigheden van dieren.
Het wordt gevaarlijker als zij zich inzetten voor doelen waarbij alle diergebruik
wordt teruggedrongen, zonder te beseffen dat dit lange
termijn doelen zijn. Dan kan het langzame of geringe
effect van de inspanningen leiden tot frustraties.
De beste oplossing voor veganisten met een
pessimistisch mens- en zelfbeeld is dit beeld af te leggen
en een neutraal standpunt over het wezen van de mens aan
te nemen. Daarnaast is het zaak om in de situatie van
dieren niet meer energie te steken dan men zelf over heeft.
Een veganistische levensstijl is op zich al een stijl
die de aarde en het welzijn van dieren niet aantast. Tot
nog meer voor dieren doen is niemand moreel verplicht
en het is alleen aan te raden als je in de manier waarop
jezelf niet te kort doet. Dit geldt des te meer omdat
het welzijn van dieren alleen gebaat is met bemoeienis
van mensen die niet gefrustreerd zijn.
Frustraties oplopen is menselijk, het vertelt je over
de grenzen van je kunnen. Eigen grenzen (willen) verleggen
en anderen willen begrenzen is ook menselijk, maar onze
samenleving is alleen leefbaar als deze poging in alle
redelijkheid wordt gedaan.
Belangrijk is om je te realiseren of je motivatie positief
of negatief is. Soms lijkt een motief positief, terwijl
de achterliggende reden negatief is. Met negatief wordt
bedoeld: woede, angst, frustratie, verdriet. De bron
daarvan kan liggen in iemand's jeugd of opvoeding, in
de samenleving, in een ingrijpende ervaring enz..
Jezelf verwennen, met name met lekker plantaardig eten
en met mensen om je heen die zich door jou niet aangevallen
voelen is het adagium. Op deze wijze wordt de kans het
grootst dat je lekker in je vel zit en handelt vanuit
positieve motieven. Het komen tot een wereld waarin
alle mensen voor dieren rechtvaardig zijn heeft tijd
nodig. De duur daarvan is de duur die het kost om mensen
in de overtuiging te laten groeien dat een levenswijze
zonder gebruik van dieren alleen maar voordelen heeft.
Dan blijft er voor dieren in de vrije natuur voldoende
ruimte over voor een leven in welzijn. Soms is het effect
groter wanneer je geen druk op anderen legt, maar alleen
vrijblijvend zelf het goede voorbeeld geeft.
Ondertussen kan de veganist gerust werken en leven vanuit
de aloude stelregel: "verbeter de wereld, begin
bij jezelf" en hoeft zich niet meer druk te
maken over zijn motieven.
Zie ook de 4 fases die een dierenrechtenactivist doormaakt
(Engelse tekst).
Moralisme als onterecht verwijt
Titus Rivas schrijft in het zomer 2002 nummer Gezond
Idee! over moralisme.
Veganisme kan in een negatief daglicht worden gesteld
door de veganisten die op een intolerante manier pleiten
voor dieet- en andere restricties die de vrijheid van
iemand inperken zonder die van een ander te vergroten.
Een suikerloos dieet aanhouden bevordert bijvoorbeeld
niet een gelukkig leven van iemand anders, hooguit die
van de persoon zelf. Een veganist die vasten als een
moreel hoogstaande activiteit uitdraagt, kan terecht
moralisme verweten worden. Maar daarmee is moralisme
nog geen inherent kenmerk van veganisme. Als je moralisme
opvat als een vorm van inmenging in andermans leven
zonder goede gronden, dan slaat het nergens op dat ethische
veganisten verweten wordt moralistisch te zijn omdat
ze opkomen voor de rechten van dieren. Onder invloed
van de postmoderne, relativistische houding tegenover
moraal is het misverstand ontstaan dat alle vormen van
actie tegen onrecht per definitie moralistisch zouden
zijn.
Moraal komt altijd neer op een beperking van de
eigen vrijheid te behoeve van de bescherming van
de vrijheid van anderen. Je sterk maken voor een
plantaardige voeding bevordert het welzijn van
mensen en dieren waardoor er aan een dergelijk
eetpatroon meer vastzit dan hooguit een individueel
voordeel. Een ethische veganist is beslist een moreel bewogen, maar zeker geen moralistisch persoon.