Waarom zou mest uitrijden problematisch kunnen zijn?
De Nederlandse veehouderij is niet circulair: er wordt meer mest geproduceerd dan er binnen de milieuregels en landbouwkundig verantwoord is op het land kan worden gebracht. Daar komt bij dat de mest tussen september en februari niet mag worden uitgereden. Dus zitten de boeren vlak na de winter met een probleem. Overvolle mesttanks die leeg moeten.
Wanneer mest wordt uitgereden kunnen de volgende problemen optreden:
Het wordt uitgereden op tijden dat het niet is toegestaan.
Het wordt uitgereden op plaatsen waar dat niet mag.
De mest is van schadelijke samenstelling.
Het uitrijden geef overlast of schaadt broedende vogels en jonge dieren.
Er wordt te veel uitgereden waardoor het uitspoelt of een gewas schade leidt.
Er wordt te vaak op dezelfde plaats uitgereden.
Wanneer een bedrijfsvoering ecologisch in evenwicht is, produceert een boer net zo veel mest als zijn land nodig heeft. Echter in ons land wordt te veel mest geproduceerd door de te grote veestapel gericht op de export. Mest is geld waard omdat het land vruchtbaarder kan maken, denken we, maar er is te meer mest dan goed is om uit te rijden.
Dat levert de tegen-intuïtieve situatie op dat wie mest over heeft geld moet betalen om het kwijt te raken en wie te weinig mest heeftgeld krijgt om het op het land uit te laten rijden door een loonwerker.
Normaal zou zijn dat een landbouwer zonder dieren tekort mest heeft en mest moet kopen en de veehouder die mest overheeft mest moet verkopen. Het gevolg is dat beide boeren in verleiding zijn om te frauderen.
De mest over-producerende boer kan frauderen door de mest in de boekhouding te registreren als buiten het bedrijf afgeleverde mest waarvoor hij betaalt, maar het toch op zijn land uitrijdt.
De mest onder-producerende boer kan frauderen door meer mest op zijn land uit te rijden dan maximaal is toegestaan. In beide gevallen rijden de boeren meer mest uit op het land dan het land kan verwerken en leidt dit tot uitspoeling naar het grond- en oppervlaktewater.
Wie het vermoeden heeft dat mest uitrijden niet volgens de regels gaat, kan vaak niet weten wat de herkomst van de mest is en wat precies de schadelijke gevolgen zijn. Wie het niet vertrouwt kan alleen een instantie inschakelen om de werkelijke toedracht te monitoren en de controlerende ambtenaar kan dan alleen iets doen met observaties. De kans is klein dat hij steekproeven gaat doen of er op tijd bij is om zelf observaties te doen.
Zodra een veeboer in het nieuwe
jaar in de gelegenheid is om mest uit te rijden, zal hij
overwegen om dat te doen, omdat zijn giertanks vol raken.
Het vroegtijdig uitrijden van drijfmest heeft slechts
zeer beperkte bemestingswaarde. Er is door het koude weer
nog weinig bacteriële activiteit, zodat de drijfmest
nauwelijks wordt omgezet tot stoffen die planten (later)
kunnen opnemen. Deels snijdt de boer zich hiermee in eigen
vlees, maar te lang wachten kost meer geld.
Te vroeg uitrijden van mest is verboden en levert hinder op voor de omgeving, zeker
als het niet direct wordt ondergewerkt. De mest spoelt
uit naar het grondwater en zorgt ervoor dat het nitraatgehalte
in het drinkwater hoger wordt.
De drinkwaterbedrijven moeten veel moeite doen om (relatief)
schoon water te produceren en zijn gedwongen de kosten
daarvoor aan de afnemer door te berekenen.
Wat voor soort mest mag wanneer worden uitgereden?
(Kunst)mest bevat verschillende meststoffen, die ieder
afzonderlijk aan verschillende maxima zijn gehouden. In
het onderstaande gaan we uit van 1 van die stoffen: fosfaat.
Wanneer wordt (kunst)mest uitgereden?
De mest kan afkomstig zijn van drijfmest en van kunstmest.
Kunstmest wordt gestrooid wanneer de gewassen
groeien. Drijfmest wordt vooraf en volgend op
het bebouwen van gewassen uitgereden. Dat mag
niet het hele jaar door en ook niet als de bodem
bevroren is of met sneeuw bedekt.
Actuele informatie vindt u op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Wat zijn de gevolgen voor de planten?
Als gevolg van overbemesting loopt de biodiversiteit
terug, maar gaan de volgende planten beter groeien:
bramen, ridderzuring, smeerwortel, zevenblad, grote
of kleine brandnetel, kleefkruid, kruipende boterbloem,
vogelmuur, akkerdistel, paardebloem, pitrus.
Op overbemeste zandgronden: driekleurig viooltje,
ruige klaproos, spurrie en schapezuring.
Bladgroenten als spinazie, sla en raapstelen reageren
slecht op overbemesting.
Knol- en wortelgewassen als bieten reageren goed,
terwijl de overige gewassen (inclusief aardappelen)
er tussen inzit qua reactie.
Bij een hoog stikstofgehalte in de grond kleuren
de bladeren donkerder.
Veel mosgroei duidt op een verzuurde grond.
Tijdelijke opslag van vaste mest
Een schuur met slachtkuikens wordt eens in de zes of
zeven weken uitgemest want de "kippen" zijn
dan reeds slachtrijp. De schuur moet schoon en de mest
moet worden afgevoerd. Akkerbouwers, die deze mest aannemen,
kunnen deze niet altijd direct uitrijden en onder de
grond werken. De mest wordt tijdelijk "opgeslagen".
Voor deze situatie is een gedoogregeling gemaakt die
het mogelijk maakt om de mest voor maximaal een half
jaar op het bouwland te storten. Hoewel dit verplicht
is, wordt de mest niet altijd afgedekt en is een bron
van stank, vliegen en ongedierte.
Eigenlijk zouden akkerbouwers (alleen of samen met
anderen) een inrichting moeten hebben voor de opslag
van vaste mest. Dit is een betonnen bak, waaruit geen
mestwater mag lekken en die bij voorkeur kan worden
afgesloten.
Gedoogregeling
opslag vaste mest buiten de inrichting
Het opslaan van vaste mest op het land moet schriftelijk
worden gemeld bij de gemeente, die vervolgens geacht
wordt hiervoor een vergunning te verlenen.
Enkele van de eisen aan deze opslag zijn:
maximale opslagperiode 6 maanden
geen 2 opeenvolgende jaren op dezelfde plaats of
binnen 100 meter daarvan
geen uitspoeling naar het oppervlaktewater
moet binnen 24 uur worden afgedekt
Er zijn minimum afstandeisen van o.a.:
oppervlaktewater (7 m)
bebouwde kom (100 m) in lintbebouwing
verzuringsgevoelige vegetaties
(Uitgereden)
mest kan op tenminste vier manieren de gezondheid beinvloeden.
De stank kan leiden tot onwelbevinden (met mogelijk
allerlei stress-verschijnselen zoals hoofdpijn) door
geestelijke belasting.
Bij hoge intensiteit kan stank directe lichamelijke
aversie-reacties (met b.v. misselijkheid) oproepen.
Prikkelende stoffen (o.a. ammoniak, aminen, fenolen)
uit de mest kunnen bij overgevoelige personen leiden
tot astma-achtige reacties.
Prikkelende stoffen in hoge gehalten kunnen bij
iedereen de slijmvliezen irriteren, met prikkende/tranende
ogen, neusverstopping, luchtwegklachten, en eventuele
complicaties daarvan.
Daarnaast zijn nog drie andere medische risico's denkbaar
maar in de praktijk minder urgent:
De mest trekt vliegen aan die ziektekiemen
uit de mest overbrengen op mensen.
Het uitrijden verspreidt zulke grote hoeveelheden
micro-organismen of bestanddelen daarvan dat
het inademen ervan schadelijk is.
De geur bevat stoffen waarvoor sommige personen
een specifieke allergie ontwikkelen.
Er is eigenlijk erg weinig onderzoek naar gedaan naar de gezondheidsrisico's van
het uitrijden van mest. Er zijn veel stoffen genoemd
die bijdragen aan de stank
van mest (fenol, indol, skatol, p-cresol, 2.6-dimethylfenol,
waterstofsulfide, dimethyltrisulfide, boterzuur, 3-methylboterzuur,
ammoniak, 2.6- en 3.4 dimethylamine, diverse alkaanamides,
vluchtige vetzuren en een aantal vertakte alifatische
alcoholen en esters).
Onbekend is in welke gehalten
deze stoffen in de omgeving voorkomen na het uitrijden.
Zonder dat valt er weinig te zeggen over de risico's
voor de gezondheid. De aandacht is tot nu toe vooral
gericht op verzuring van bodem en vermesting van oppervlaktewater
en grondwater. Zelfs over de blootstelling binnen de
stal is niet veel bekend.
De concentraties zijn binnen
i.h.a. hoger omdat in de buitenlucht meer verdunning
optreedt.
Wat te doen wanneer u het niet vertrouwt?
Wie het uitrijden van (kunst)mest niet vertrouwt, kan
het beste een notitie maken van de data van uitrijden,
de hoeveelheden en de soort (bouw/grasland) locatie
(omvang in hectare van het gebied) waar dit wordt uitgereden.
Wordt de mest niet binnen 2 uur (de wet is nog strenger)
ondergereden dan kan het beste contact worden opgenomen
met:
De boer of loonwerker (als men verwacht daarover
goed te kunnen overleggen).