Of de schaalvergroting kan doorgaan is vooral een politieke vraag. De huidige nieuwe stallen zijn zo groot dat velen deze bedrijfstak industrieel noemen en men vindt dan ook dat de bedrijfsuitoefening op een industrieterrein moet plaatsvinden. Varkensflats die worden gecombineerd met een korte afstand tot de vleesverwerkende industrie voorkomen ook nog eens ellende en ziekten die gepaard gaat met het internationale gesleep van varkens naar de best betalende slachthuizen in het buitenland.
Toch is er ook veel verzet. Logisch, want zijn we (ze) met varkensflats niet definitief doorgeschoten in het dingmatig denken over dieren in de vleesproductie?
Er is niet meer sprake van natuurlijkheid en van gesloten ecologische systemen. Mest moet via vergisting worden aangewend als brandstof of worden geëxporteerd, want er is teveel mest voor de directe omgeving.
Zoals gesteld: het is een politieke zaak geworden of en waar er grenzen worden gesteld. Beleidsbeslissingen worden steeds vaker op Europees niveau genomen en daar is weinig waardering voor het heen- en weer slepen van dierlijke producten waarbij een klein aantal landen de gang van zaken in andere landen domineren.
Ook rijst het verzet tegen het drogargument dat de WTO geen mogelijkheid voor landen toelaat om heffingen te doen om dieronvriendelijk geproduceerd vlees uit het buitenland.
Of en hoe snel deze overwegingen worden doorgevoerd is ook afhankelijk van het roeren van de grote trom in de publieke opinie.
Concluderend: het is niet gezegd dat de schaalvergroting en de ontwikkelingen in de intensieve veehouderij nog slechter gaan aflopen voor het dierenwelzijn. Het gaat nu slecht en met name rigoureuze verandering in het voedselpatroon van de consument kan verlichting geven. |