Joodse theologen en geleerden
hebben zich, anders dan de christelijke, intensief beziggehouden
met de dieren. De eenheid van de schepping is in feite
in de christelijke theologie verloren gegaan door de absolute
scheiding tussen mens en dier. In de joodse theologie
wordt meer nadruk gelegd op de overeenkomsten tussen beiden-
ondanks het beslissende onderscheid- en op de verantwoordelijkheid
van de mens als de sterkere voor het dier als de zwakkere,
die aan zijn zorg is toevertrouwd.
De algemene regel, waaraan het gedrag van mensen tegenover
dieren getoetst wordt, is "geen enkel levend schepsel
pijn doen lijden", d.w.z. wreedheid jegens dieren
is streng verboden. Wie wreed is jegens dieren geldt niet
als "een rechtvaardige". Daarom zegt Spreuken 12:10
dat "de rechtvaardige weet, wat toekomt aan zijn
vee".
De op deze algemene regel gebaseerde voorschriften
en verboden zijn te vinden in de Halacha. De Halacha is een verzameling
wetten en gedragsregels voor alle terreinen van het leven,
waarin de wetten en voorschriften van de Tora zijn verwerkt.
Orthodoxe joden zijn aan de Halacha even streng gebonden
als aan de Tora.
Halachische voorschriften, die regelrecht uit de Tora,
dus de eerste vijf bijbelboeken, komen, zijn:
Exodus 20: 8-10, waar geboden wordt, óók
het vee geen werk te laten doen op de sabbat.
Exodus 23: 4,5 een verdwaald dier moet je naar zijn eigenaar
terugbrengen en je moet helpen een overbelaste ezel af
te laden (zelfs als de eigenaar je vijand is).
Deuteronomium 25: 4: de boer mag zijn rund, dat voor hem
het koren dorst, niet muilbanden: het dier moet onder
het werken even vrij kunnen eten als een mens.
Met de gevoelens van dieren wordt rekening gehouden in
Deuteronomium 22: 6,7: je mag geen nest uithalen in bijzijn
van de moedervogel.
Leviticus 22: 26,27: een kalf, lam of geitje mag niet
vóór de 8e dag bij de moeder worden weggehaald
en mag ook niet tegelijk met de moeder op één
dag geslacht worden.
Andere halachische voorschriften
Het doden van dieren voor mode of ijdelheid
In maart 1992 is op grond van de algemene regel "geen
enkel levend schepsel pijn te doen lijden", een
op uitvoerig onderzoek van Tora, Talmoed en andere gezaghebbende
teksten gebaseerd verbod uitgevaardigd op het fabriceren
en dragen van bont.
Het doden van dieren als "sport"
De (plezier-)jacht geldt als in strijd met de algemene
regel. Zelfs omgang met jagers is verboden op grond
van Psalm 1: 1 "welzalig de man, die … niet staat
op de weg der zondaars".
De uitnemende 18e eeuwse rabbijnse auoriteit Ezekiel
Landau antwoordde aan een man die hem vroeg of hij op
zijn eigen terrein mocht jagen: "In de Tora wordt
jachtsport alleen toegeschreven aan woeste karakters
als Nimrod en Ezau, nooit aan één van
de patriarchen en hun nakomelingen… ik kan niet begrijpen
hoe een jood er zelfs maar van kan dromen, om dieren
te doden enkel voor het genoegen van het jagen.
Als sport aanzet tot doden, is het louter wreedheid".
Het doden van dieren voor menselijke consumptie
Dit geldt als zodanig niet als overtreding van de
'algemene regel', mits het pijnloos gebeurt. (De joodse
geleerden zijn er op grond van wetenschappelijke tests
van overtuigd dat het ritueel slachten vrijwel pijnloos
is. Veel niet-joodse deskundigen bestrijden dit echter.)
Onverbrekelijk met het slachten van consumptiedieren
is het fokken en houden van deze dieren verbonden.
Vele
joden vragen zich af of de bio-industrie/intensieve
veehouderij toelaatbaar is. Een joodse geleerde heeft,
op vragen hierover, gesteld dat deze veehouderij volkomen
in strijd is met de eis "geen enkel levend schepsel
pijn te doen lijden". Het snavelkappen, kortwieken,
couperen van staarten enz. zijn in strijd met het halachische
verbod op het verminken van dieren. Het gebrek aan buitenlucht
en bewegingsvrijheid en de onmogelijkheid tot soorteigen
gedrag betekent een onnoemelijk lijden voor de dieren.
Een officiële halachische beslissing over de toelaatbaarheid
van de bio-industrie / intensieve veehouderij schijnt
er echter (nog) niet te zijn. Het is ook de vraag of
zo'n beslissing er ooit komt. Waarschijnlijk durven
orthodoxe theologen geen verbod uit te vaardigen, omdat
zeer veel joden, zowel in Israël als in de VS,
grote kippenbedrijven met legbatterijen hebben.
Liberale
halacha-deskundigen verstaan overigens de kunst wel
om de wetten zó uit te leggen, dat veel, wat
duidelijk niet door de halachische beugel kan, toch
toegestaan kan worden, zoals uit het volgende blijkt.
Dierproeven
Een liberale Amerikaanse halacha-deskundige zegt,
dat "progressieve" joodse halachische geleerden
ervan uitgaan, 'dat dieren mogen worden gebruikt in
experimenten die leiden tot de ontdekking van nieuwe
methoden om ziekten te behandelen. Elke voorziening
die pijn en onnodig lijden voorkomt, moet worden getroffen.
Er zijn door de eeuwen heen autoriteiten geweest die
van mening waren dat dieren kunnen worden gebruikt tot
nut van mensen, zelfs als dat enig lijden inhoudt, vooral
als het resultaat een terugkeer tot de gezondheid (van
mensen) is. Dit standpunt wordt in het algemeen ingenomen
jegens medische experimenten, vooral bij een onmiddellijk
nut voor mensen, zolang zware pijn kan worden vermeden
en geen andere methoden voorhanden zijn'.
Tenslotte zegt hij, dat het gebruik van proefdieren
een nauwkeurige regelgeving kent, en "zolang dergelijke
richtlijnen strikt worden gevolgd, zijn de halacha en
ons gebruik van proefdieren met elkaar in overeenstemming".
Het is natuurlijk makkelijk en prettig, zich niet te
bekommeren om de vraag, of zware pijn inderdaad vermeden
wordt (kàn worden), hoe nauwkeurig de regelgeving
is en of de richtlijnen strikt worden gevolgd! Het is
immers maar àl te bekend, hoe de dieren in de
laboratoria lijden.
Over genetische manipulatie en xenotransplantatie zijn
ons geen halachische uitspraken bekend.