(Honderd)duizenden jaren van voedsel verzamelen door te jagen en te zoeken in de natuur hebben het menselijke lichaam en zijn geest gevormd.
Niet alleen heeft de mens soms zelf nadeel van ingesleten neigingen en gewoontes, ook het dier krijgt met deze gevolgen te maken.
Een voorbeeld van zo'n gewoonte is dat de mens op zijn lichaam vet opslaat voor magerder tijden.
Omdat deze magere tijden voor de Westerse mens nooit aanbreken, worden mensen die veel vet eten (denk aan fastfood, vlees en andere dierlijke producten) eten veel te dik.
Een voorbeeld van gewoontes en eeuwenoude tradities die dieren aangaan zijn sporten waarin dieren worden ingezet: de draf- en rensport, de duivensport, het hengelen, enz., maar ook het houden van huisdieren.
Zo heeft de jager in het verre verleden de hond als gezelschapsdier gefokt en gevormd ten behoeve van de jacht: opdrijven, apporteren enz….
Het lijkt wel of er in het onderbewustzijn van sommige mensen het beeld bestaat dat een hond bij een huishouden hoort.
Ook de spelletjes die de moderne hondenbezitter met zijn huisdier in het park speelt lijken op de oude taak van apporteren als jagerbegeleider.
We houden nog steeds oeroude gewoontes aan maar we geven ons geen rekenschap van de nadelen hiervan door onze moderne levensstijl.
De hond van vroeger kon zichzelf vermaken als hij niet voor de jacht ingezet werd.
De hond van tegenwoordig moet worden uitgelaten en als de baas geen tijd heeft om de hond te vermaken moet het dier maar zien hoe het de tijd doorkomt (90% van alle honden wordt solitair gehouden).
Het zou beter zijn als de moderne mens zich meer verdiepte in de eigen motieven voor de aanschaf van zijn huisdier.
Hij zou zich de vraag moeten stellen, kan ik het dier wel een voldoende bevredigend leven aanbieden?
Is de overlast van hondenpoep, het gebrek van natuurlijkheid van de flat voor hond en kat, de overvolle asiels, zwerfdieren etc. niet gewoon uit de tijd?
Heb ik het bezit van een dier echt nodig voor mijn geluk?
Een ander voorbeeld is het gebruik van dieren in het circus.
De meeste circusdieren verblijven gedurende het seizoen in krappe huisvestingen en kunnen zodoende niet in hun natuurlijke behoeftes voorzien.
Dieren zoals tijgers en leeuwen worden zelfs in hun transportkooien
gehuisvest. Wekelijks trekken de circussen van plaats naar plaats.
De dieren worden dus voortdurend, van koud naar warm weer, van vochtig naar droog en naar onbekende en onvertrouwde omgevingen verhuisd.
Gedurende de winterperiode leven de dieren in een kleine winterhuisvesting en vaak is deze gewoon hun seizoenshuisvesting.
Deze onnatuurlijke en beperkende omstandigheden maken de dieren gestoord: vaak vertonen ze stereotype en apathisch gedrag.
Denk maar aan ijsberende tijgers en de olifanten die de hele dag met hun kop heen en weer zwaaien.
Soms worden dieren met geweld getraind zoals met prikstokken, zwepen en haken.
Maar sowieso moeten ze jarenlang met tegenzin dezelfde routinematige kunstjes vertonen.
Wat is er nou leuk aan het kijken naar olifanten die op hun achterpoten gaan staan? Moet nog steeds bewezen worden dat zulke prachtige dieren onderworpen kunnen worden aan de mens als overheerser?
Ook dieren zijn gevormd door een
lange geschiedenis. Voor hen geldt des te sterker
dat zij zich niet zomaar kunnen aanpassen aan
voor hun onnatuurlijke omstandigheden. In de
vrije natuur zouden ze uitsterven, in de stallen
van de intensieve veehouderij kunnen ze niet
anders dan lijdzaam afwachten tot hun miserabele
leven afloopt. Ondertussen zoeken ze mogelijkheden
om te wroeten, om te schuilen, om te nestelen,
enz…. De prikkelarme omgeving van de moderne
stal biedt slechts eten en drinken en geen afleiding,
wel warmte maar geen plezier.
Was het vroeger voor de mens en veel dieren
noodzakelijk om hard te werken om het gezin te
(laten) overleven, nu wordt er alleen nog door
de mens hard gewerkt om het bedrijf via export
verre markten te (laten) veroveren. Voor wie,
waarom, wie wordt er beter van? Zelfs binnen
grote multinationals is het maar de vraag of
er door deze marktveroveringsdrang iemand beter
van wordt (zie ook Intermediair "hebzucht
aan de top"). Vroeger of later worden goedkope
productiemethoden door de lokale bevolking overgenomen
en zit er niets anders op om nog meer te bezuinigen
op dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden of kwaliteit
om te kunnen blijven concurreren. Dit is een
heilloze weg die leidt tot overschrijding van
de minimale welzijnsgrenzen bij mens en dier.
Ook de vakantiemarkt komt steeds verder weg te
liggen. Moesten vroeger grote afstanden worden
afgelegd om vruchten en ander voedsel te verzamelen,
nu wordt geld gespaard om verre reizen te maken.
Natuurlijk, nieuwsgierigheid naar andere culturen
en exotische natuur is een drijvende factor,
maar er zit ook een ingebakken drijfveer onder
om het heil (geluk) achter de horizon te zoeken.
De moderne mens is best tevreden met eigen huis
en haard, maar als de vakantie aanbreekt dan
wordt toch weer de meer of minder primitieve
levensvorm opgezocht: kamperen of hotelkamer.
We lijken nog steeds te willen uitvinden of we
onder primitieve omstandigheden kunnen overleven.
We lijken eigenlijk nog steeds op de landverhuizers
van vorige eeuwen die het wilde westen wilden
veroveren.
Onschuldiger maar eveneens illustratief voor
de invloed van het verleden zijn de spelletjes
die kinderen spelen: riddertje, indiaantje, cowboytje,
enz..
Minder onschuldig zijn de jachtsafari's waarin
puissant rijken betalen om hun primitieve jachtinstincten
te botvieren op kansloze, zeldzame diersoorten.
In de loop der tijden is de samenleving
en de inrichting van het werk steeds meer gerationaliseerd.
In de inrichting van ons werk en de manier waarop
wij onze landbouwhuisdieren huisvesten is alles
wat niet noodzakelijk is om geld te verdienen
weggelaten. Het gaat om geld verdienen tegen
de laagst mogelijk kosten.
Deze omstandigheden versterken nog eens de wens
om in de vrije tijd dat, wat op het werk gemist
wordt, op te zoeken en in te vullen: het romantische
leven wat in het buitenland soms nog valt te
zien. Daar zijn nog de boerderijen met kippen
en ganzen in de tuin, lopen alle koeien nog in
de wei samen met een stuk of wat scharrelende
varkens. Daar zijn nog de grote gebieden waarin
je je natuurmens kunt voelen en ontdekkingen
kunt doen.
Ecoreizen lijken nuttig(er), maar vliegreizen
dragen zwaar bij aan milieuvervuiling. (broeikaseffect;
de animatie rechts laat het smelten van de poolkappen
zien over de periode van 1979 tot 2003).
Omdat mobiliteit en vrijheid belangrijke waarden
zijn is het redelijk om de ongebreidelde reislust
wat in te kunnen dammen doordat men in de kosten
van een vliegreis ook de milieukosten verwerkt,
bijvoorbeeld door de prijs van kerosine te verhogen
met een evenredige milieubelasting. Deze belasting
kan dan weer worden ingezet voor CO2-reductie,
bijvoorbeeld door bomen aan te planten; dan hebben
dieren er ook nog wat aan, 'de vervuiler betaalt'.
Wat we weer moeten zien terug
te krijgen is een samenleving waarin alle deelnemers
hun heil kunnen vinden in de dagelijkse bezigheden.
Voor dieren in de veehouderij houdt dat in dat
zij in beperkte aantallen en onder diervriendelijke
omstandigheden gehuisvest worden en langer de
taak krijgen in de verwerking van afval uit de
voedingssector, zodat zij niet in de kortst mogelijke
tijd worden grootgebracht (lees: slachtrijp)
tegen de laagst mogelijke kosten. Een dergelijke
samenleving kan alleen worden ingericht als de
verleiding van de verre markten wordt weggenomen.
Dat hoeft niet letterlijk, dat kan ook door elkaar
duidelijk te maken en eerlijk te vertellen dat
we niet altijd gelukkiger zijn geworden door
het zo ver buiten de deur te zoeken. De drang
tot verbeteren is een gezonde zaak, maar zou
niet moeten samenvallen met een economische groeidwang.
Waarom laten we verre markten niet over aan de
mensen die daar zelf dichtbij wonen? Waarom zouden
we hen vanuit ons land beconcurreren. Het leidt
alleen maar tot een negatieve, neerwaartse spiraal
met telkens minder aandacht voor normen en waarden.
Het is ook belangrijk onszelf de vraag te stellen
welke rol dieren in ons leven zouden moeten hebben.
Hebben we ze wel nodig als voedselbron en als
gezelschapsdier? Kunnen we niet beter onze samenleving
zo inrichten dat we alleen planten en vruchten
als basis voor ons voedsel nemen; planten die
zoveel mogelijk worden geteeld in de directe
omgeving en de winkels niet vullen met vruchten
die over de hele wereld worden gesleept als ze
ook hier groeien? Kunnen we de ruimte op aarde
die nog over is niet het beste verdelen tussen
de mens die wil recreƫren en het dier dat
die habitat nodig heeft?
Stoppen met het meerdere keren per jaar
verkennen van verre gebieden en stoppen met werken
vanuit een zinloze veroveringsdrang is de beste
houding voor het
"vinden van geluk"
en maakt (letterlijk) energie en aandacht vrij
om te ontdekken wat we zelf eigenlijk belangrijk
vinden. Het maakt het mogelijk om andere aspecten
van onszelf te
ontplooien, zonder dat we daarvoor veel geld
nodig hebben. De vrijheid die
dit oplevert is ook voor dieren heilzaam.