Het Nederlandse
regeringsbeleid ten aanzien van de positie
van het dier kan gekenschetst worden als
"pappen en nathouden".
Ons land kiest er voor om overslagland
van goederen te zijn. Dat heeft tot gevolg
dat het hele land wordt volgebouwd met wegen,
kantoren en fabrieksterreinen, waar mensen
en dieren in kleine ruimtes verworden tot
productie-eenheden. "Overstag voor
de overslag", denk aan de Betuwelijn
en de uitbreiding van Schiphol. Terugkomen
op gemaakte beleidsfouten is er niet bij,
omdat gezichtsverlies koste wat kost vermeden
moet worden.
Nederland staat
al eeuwen in het buitenland bekend als het
land dat bereid is om haar principes verregaand
te verloochenen als er geld valt te verdienen.
In de (industrie rond de) veehouderij gaan
door de hoge export (70%) miljarden in om. Zelfs het systeem van de bio-industrie
wordt met Nederlands geld in bijvoorbeeld
China opgezet. Vroeger stond Nederland
bekend als overslagland van slaven van de
oude wereld naar de nieuwe wereld. Nergens
werden de slaven zo slecht behandeld als door
onze zeevaarders. Tegenwoordig staat Nederland
bekend als overslagland van dierlijke producten,
waarbij het leed van de moderne slaven in de bio-industrie weer
nergens zijn negatieve weerga heeft.
Om de productie
hoog te houden, moet de overheid een oogje
dicht knijpen ten aanzien van het welzijn
van dieren. Alle mogelijke vertragingstactieken worden ingezet om de status quo van de veehouderij
zo langzaam mogelijk te wijzigen. Ondertussen
gaat het dierenleed en het geld maken daarmee
door.
Slechts 1 x per 6 jaar kan een boer van
de overheid controle verwachten op het handhaven
van de mestregels.
Een deel van de techniek is het verschuilen
achter Brussel: "Alle verbeteringen
in dierenwelzijn moeten als EU gezamenlijk
worden genomen". Dat het buitenland
nog niet zo ver gezakt is als ons land,
wordt er om politieke redenen maar niet
bij verteld. Dat het komen tot gemeenschappelijke
besluiten jaren kost, komt de vleesindustrie
in ons land wel goed uit.
Subsidie die wordt
gegeven voor omschakeling naar een biologische
bedrijfsvoering is nietig in vergelijking
met de steun die de intensieve veehouderij
krijgt. Met enorme sommen belastinggeld wordt
de intensieve veehouderij ondersteund, zodat
iedere vleeseter in feite vooruit en veel
meer betaalt dan hij zich realiseert.
Een vertragingstechniek is het wijzen
op de wet die het niet mogelijk maakt om de
bio-industrie te verbieden. Eventuele
wijzigingen aan de wet worden gedaan met loze
concepten als "intrinsieke
waarde van het dier". Voor andere
drogredenen, zie ons overzicht.
Wat de regering eigenlijk zou moeten doen
en wat de meerderheid van de bevolking ook
wil is de bio-industrie afschaffen. Veehouders
die door willen gaan zullen hun manier van
werken moeten omvormen tot biologisch en ecologisch
verantwoorde bedrijfsvoering.
Past dwang in de vorm van begrenzen wel in onze gedoogcultuur?
Als de bevolking haar eigen verantwoordelijkheid
zou nemen, dan moet zij geen steun geven
aan de intensieve veehouderij. Dat kan door
niet meer op politieke vertegenwoordigers
te stemmen, die onverschillig staan ten
opzicht van het lot van dieren. Het kan
ook door zelf geen bio-industrie vlees meer
te kopen.
Met andere woorden iedereen moet zelf
wat doen.
Grenzen stellen is het enige wat een gedoogcultuur leefbaar
maakt.
Ons land, beroemd geworden door haar dijken,
kan wel de vijandige natuur buiten houden,
maar is niet in staat ongezonde economische
neigingen te bedwingen. Het lage polderpeil
staat model voor de wijze waarop het land
bestuurd wordt. Wezenlijke, ingrijpende
verbeteringen die pijn doen worden vermeden.