Drogredenen voor het verdedigen van de bio-industrie

Het op een oneigenlijke manier verdedigen van de intensieve veehouderij
Bio-industrie levert een bijdrage aan de economie van Nederland.
  1. Het hanteren van economische argumenten wanneer zaken ethisch ontoelaatbaar zijn is immoreel.
  2. Als ook de schadelijke (milieu)-effecten zouden worden doorberekend is een positieve bijdrage discutabel.
  3. De bijdrage van de veehouderij aan de economie was vroeger groot en is tegenwoordig klein.
De export van vlees en zuivel helpt de wereld voeden, oftewel de Nederlandse boer voedt de wereld.
Het milieu en de dieren in eigen land hebben onder de overproductie te lijden en er moet landbouwgrond in het buitenland worden gebruikt om het vee hier te voeren. Het is land dat ook rechtstreeks voor de voeding van de mensen daar kan worden gebruikt. Tenslotte is de aarde, het klimaat en de wereldbevolking beter af met een omschakeling naar voeding op plantaardige basis. Overigens is het aandeel op de wereldmarkt van de Nederlandse productie van vlees en zuivel ongeveer 2%, dat is zeer mondjesmaat.
De exportpositie van de Nederlandse agrosector is de tweede ter wereld.
Wanneer je doorvoer en allerlei niet dierlijke producten meerekent, ja. Maar een exportpositie is geen doel op zich en wekt de indruk dat de intensieve veehouderij daar substantieel aan bijdraagt en onmisbaar is. Quod non.
De melkveestapel is de laatste jaren al kleiner geworden.
De productie van melk per koe is zodanig gestegen dat de gezondheid van het dier er nog meer onder lijdt en de dieren nog vroeger naar het slachthuis moeten.
Er zijn nog meer oorzaken voor klimaatopwarming.
Stoppen met de export van vlees en zuivel en omschakelen naar plantaardige voeding is niet alleen effectief tegen dierenleed en milieuvervuiling, maar ook gezond. Naast de relatief grote bijdrage aan klimaatopwarming zijn nog meer redenen om de veestapel af te bouwen.
De consument vraagt goedkoop vlees en wij leveren het.
De supermarkt biedt goedkoop bio-industrievlees en duurder biologisch vlees aan. De individuele consument wil verantwoord geproduceerd vlees, maar zwicht vaak voor de lagere prijs. De supermarkt verdient meer aan biologisch vlees vanwege de grotere marge, maar trekt klanten met kiloknallers.
Nederland loopt voorop met dierenwelzijn
Er zijn in Nederland altijd veel regels geweest om dierenonwelzijn te voorkomen, maar inmiddels zijn wij door welbewust beleid gericht op het afbouwen van de voorsprong in welzijnseisen een middenmoter in vergelijking met de rest van de EU geworden. Overigens was het in ons land extra nodig om dierenwelzijn in meer regels te vatten, omdat de veehouders in Nederland de neiging hebben om zelfs de meest minimale eisen te ontduiken.
Zonder de export van vlees zou Nederland te kampen hebben met een handelstekort.
Wanneer het handelstekort als een probleem wordt ervaren, is het toevoegen van immorele export geen oplossing. Andere fatsoenlijke mogelijkheden liggen meer voor de hand, met name importbeperkingen van immorele handel.
Dieren in bio-industrie stallen belasten het milieu minder dan dieren die buiten lopen in de wei.
Dat hangt er vanaf of je waar het veevoer vandaan komt meerekent en hoe de boer zijn mest verwerkt. Op kleine schaal is de mest van een dier in de wei onderdeel van de kringloop en geen milieubelasting. Een dier dat alleen in de stal leeft en niet buiten komt, is per definitie een belasting van het milieu, omdat het niet zelf voedsel kan vinden en de mest moet worden afgevoerd. Je kunt dierenwelzijn niet gelijk wegen met milieubelasting.
Dieren in de bio-industrie worden gevoerd met eetbaar afval dat we anders moeten weggooien of verbranden.
Er zijn zoveel dieren in ons land om te voeden dat we voedsel voor ze moeten importeren. Met een beperkte, ecologisch verantwoorde productie, alleen gericht op de nationale consumptie, kan ook al het eetbare afval worden afgezet.
Nederland importeert dierenleed en exporteert dierenwelzijn
Inderdaad importeert ons land dierenleed. Ons land exporteert geen dierenwelzijn, integendeel: export is alleen mogelijk als wij besparen op dierenwelzijn in de stallen. Im- en export van onverantwoord geproduceerd vlees kan gestopt worden.
Bio-industriëlen zijn voor hun inkomen afhankelijk van intensieve bedrijfsvoering.
Het hanteren van economische argumenten wanneer zaken ethisch ontoelaatbaar zijn is immoreel. In Nederland is in principe niemand voor zijn inkomen afhankelijk van onethische werkzaamheden: iedereen kan een fatsoenlijke inkomstenbron vinden.
Mensen zijn niet bereid om meer te betalen voor vlees en zuivel.
Mensen betalen nu via de belasting voor de schade die de veehouderij levert aan milieu en aan onrendabele handhaving van de bedrijfstak (b.v. door dierziektes op kosten van de overheid te bestrijden). Deze kosten direct doorberekenen in de prijzen van vlees en zuivel zou veel democratischer zijn.
Veehouders hebben grote investeringen gedaan in de verwachting dat de overheid hiermee instemde.
Dit maakt de overheid en de banken verantwoordelijk voor het saneren van de schuldenlast. Het is immoreel het einde van de afschrijvingstermijn af te wachten. Ook banken zouden moeten bijdragen door rentevrij af te laten lossen. De hoogte van de schuld mag nooit een excuus zijn om het doel van de investering te rechtvaardigen.
Boeren worden voor hun inkomen gedwongen mee te werken aan de bio-industrie.
Boeren hebben een vrije wil. Wanneer ze ook een geweten hebben, dan kiezen ze voor een fatsoenlijke bedrijfsvoering. Niemand in Nederland hoeft honger te lijden.
Schaalvergroting is nodig voor het versterken van onze concurrentiepositie.
De Nederlandse, dieronvriendelijke bedrijfsvoering in de bio-industrie zet een immorele standaard voor het buitenland. Door geen vlees meer te exporteren is deze negatieve spiraal te doorbreken.
Dat bio-industrie niet mag, staat niet in de wet, dus mag het.
Stapje voor stapje is de bio-industrie over de grens van het moreel toelaatbare gegaan. Het kost jaren om deze immorele bedrijfsvoering wettelijk tegen te gaan.
Als je op het platteland woont, dan moet je de overlast van bio-industrie maar voor lief nemen.
Ook op het platteland heeft niemand het recht om de vrijheid van de ander (mens of dier) te ontnemen. Schone lucht, land en water is een recht voor allen en een plicht voor de mensen op het platteland om deze zaken zuiver te houden.
De overheid heeft bio-industrie in het verleden gestimuleerd en banken hebben grote leningen afgegeven.
Correct, dat maakt de overheid en de banken verantwoordelijk voor het opvangen van financiële klappen en het wegnemen van belemmeringen voor de afbouw van de bio-industrie. Onverstandig gebleken overheidsbeleid kan altijd weer worden ingeruild voor beter (vgl. afschaffen kerncentrales in Duitsland).
Bio-industriëlen hebben recht op vrijheid van bedrijfsvoering, analoog aan het recht op vrijheid.
Omdat bio-industriëlen het grondrecht van dieren op vrijheid schenden, is hun bedrijfsvoering onrechtmatig.
Tegenstanders van schaalvergroting en het bouwen van varkens- en kippenflats gebruiken het NIMBY argument: "Not in my backyard".
NIMBY argumenten slaan op het afweren van noodzakelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Schaalvergroting in de veehouderij is niet een maatschappelijk, maar een particulier belang.
Nederland heeft zich te houden aan internationale marktafspraken gemaakt over vrijhandel tussen lidstaten (WTO).
Nederland is allereerst verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering in de veehouderij binnen haar landsgrenzen. Door de enorme export te steunen van goedkoop vlees- en zuivelproducten uit de bio-industrie heeft ons land een negatieve invloed op de bedrijfsvoering in het buitenland. Ook binnen een vrije markt zijn uitzonderingen bespreekbaar. Waar een wil is, is een wet (mogelijk).
Het heeft alleen zin om op Europees niveau bio-industrie aan te pakken. Als een land eenzijdig de bio-industrie afschaft, pakt een ander land dat wel weer op.
Elk onvoorwaardelijk eenzijdig initiatief tot beëindiging van de bio-industrie leidt tot vermindering van dierenleed. Als ook landen onderling tot afspraken kunnen komen tot beperking van uitwisseling van immoreel geproduceerde internationale handel dan leidt dat tot afschaffing van dierenleed.
Dieren in de bio-industrie worden goed behandeld.
Dat dieren voldoende te eten en drinken krijgen is geen voldoende garantie voor hun welzijn en is geen garantie op vrijheid (tot natuurlijk gedrag).
Dieren in de bio-industrie hebben het beter dan mensen in flatjes of achter de lopende band.
Mensen kunnen kiezen hoelang zij in deze omstandigheden willen leven en werken, dieren niet.
Dieren in de bio-industrie hebben het beter dan dieren in de biologische veeteelt. Daar is kans op ziekte groter.
  1. Ook voor de biologische veeteelt geldt dat beter een zeer beperkt aantal dieren gehouden kan worden. Als dit gebeurt in aansluiting op een weiland dat de mestbelasting kan dragen, is de kans op besmetting verwaarloosbaar.
  2. In de bio-industrie worden grote hoeveelheden antibiotica gebruikt om ziekten te voorkomen.
  3. Ziekte in een natuurlijke omgeving is een natuurlijke zaak.
In de bijbel staat dat de mens heer en meester over het dier is; dat het dier aan de mens ter beschikking staat (rentmeesterschap).
Nergens in de bijbel staat dat dieren onder de omstandigheden van de bio-industrie zouden mogen worden gehouden.
Als wetenschappelijk onderzoek aantoont dat welzijn niet wordt aangetast, dan mogen we dieren gevangen houden.
Wetenschap kan niet uitmaken of God bestaat of dat een recht wel of niet geldt. Wetenschappelijk onderzoek kan grondrechtelijke principes niet aantonen of ontkrachten.
In de bio-industrie wordt optimaal rekening gehouden met het welzijn van het dier.
Zolang ze geen natuurlijk gedrag kunnen vertonen, is het welzijn van het dier minimaal.
Bio-industrie in Nederland kunnen we controleren, in het buitenland is men minder streng.
  1. Vooralsnog is er in het buitenland minder reden om bio-industrie te stimuleren; ruimte en arbeidskracht zijn er meer beschikbaar en goedkoper.
  2. Zouden bedrijven emigreren dan kunnen we via importbeperkingen afdwingen dat het buitenland verantwoord produceert voor onze markt.
  3. In Nederland wordt voornamelijk vlees geproduceerd voor de export. Een voordeel van emigratie van dit surplus is dat in het buitenland het milieu minder zwaar is belast en dat in ons land het milieu wordt ontlast.
Dieren in de bio-industrie zijn beter af dan in de vrije natuur.
Zet de kooi open en een gezond dier zal weglopen naar de vrijheid. Het verkiest blijkbaar vrijheid boven voedselzekerheid.
Een leven in de vrije natuur is ook niet alles.
Niemand zal pleiten voor het introduceren van roofdieren in de stallen, het kunstmatig verlagen van de temperatuur in de winter of een periode zonder voedsel.
Aan dieren in de bio-industrie is weinig gebrek aan welzijn te zien; ze groeien goed.
Recht op, en behoefte aan vrijheid en een natuurlijk leven verlies je niet door er neutraal of "verzorgd" uit te zien of snel te groeien. Snelgroeiers (bij vleeskuikens) zijn doodgroeiers.
De dieren in de bio-industrie zijn gedomesticeerd
Dat betekent dat zij aan de aanwezigheid van mensen gewend zijn. Dat betekent niet dat deze dieren zich lekker voelen bij het extreem inperken van hun bewegingsruimte of bij het afsluiten van mogelijkheden tot natuurlijk gedrag.
Het buitenland vraagt om goedkoop vlees en goedkoop bont.
In het buitenland worden ook kinderen uitgebuit om goedkoop te kunnen produceren. De laagste morele standaard, door anderen gehanteerd, mag nooit het uitgangspunt voor de eigen normen zijn. Deze primitieve vorm van redeneren is eigen aan kinderen: "Jantje mag wel buiten spelen, dan mag ik dat ook".
De consument moet de markt voor biologische producten aantrekkelijk maken.
Door de export van bio-industrieproducten en het niet belasten van de nadelen wordt de prijs van het vlees in binnen- en buitenland onevenredig laag gehouden, waardoor de markt voor biologische producten geen gelijke kans krijgt.
In ons land is grond duur en bio-industrie gebruikt minder land dan de ecologische veehouderij.
Het grondgebruik vind elders plaats. Ruimtebesparing kan nooit het aantasten van grondrechten van dieren rechtvaardigen, te meer omdat de productie voornamelijk gericht is op export van vlees en zuivel.
Eieren van buiten lopende kippen bevatten te veel dioxine. "Bij de huidige normen zijn grote delen van West-Europa eigenlijk te vies om kippen steeds buiten te houden", zeggen onderzoekers van de WUR.
Dit argument zou moeten leiden tot indamming en inperking van de bronnen van vervuiling en is een argument tegen een overbodige overproductie en export van dierlijke producten. Daarnaast is het een argument voor het afzien van het consumeren van dierlijke producten.
Wanneer de bio-industrie wordt verboden, dan kost dit miljarden aan schadevergoeding.
De bio-industrie kan ook worden beëindigd door de steun aan het voortbestaan door oneigenlijke subsidie te staken. Daardoor worden producten uit de bio-industrie duurder dan biologische producten. De sector zal dan snel ecologische eieren voor zijn geld kiezen.
Wanneer bio-industrie in ons land wordt verboden dan wil het niet zeggen dat het buitenland ook volgt.
Nee, niet direct, maar je kunt vervolgens wel met een schoon geweten morele druk uitoefenen. Door zelf dierenleed te exporteren geldt: "de pot verwijt de ketel".
Als wij het niet doen, dan doet het buitenland het en lopen we een achterstand op.
Als een land haast heeft met het voorop lopen of marktleider te worden met iets negatiefs vergroot dat de kans dat anderen ook haast maken en de negatieve spiraal is gestart. Hoe eerder we starten met iets positiefs des te eerder krijgt het buitenland het gevoel dat zij op dat punt achterlopen en starten we een positieve spiraal.

Dit artikel is onderdeel van een reeks over drogredeneringen en demagogie.

Sommige argumenten worden vaak gebruikt, maar zijn niet geldig. Dat gebruiken van de zogeheten drogredenen doen voor- en tegenstanders van dierenrechten. We zetten deze ongeldige argumentenop een rij en plaatsten daar het tegenargument bij. Dit ten behoeve van een heldere en eerlijke dialoog. Er zijn verschillende types drogredenen. Zij worden expres of per ongeluk toegepast in een discussie. Wees je daarom bewust van de uitgangspunten en integriteit van een opponent. Er zijn verschillende manieren om te reageren op drogredeneringen. Hier zijn enkele algemene tips.

  • Blijf rustig en emotieloos. Drogredeneringen zijn vaak bedoeld om emoties op te wekken, dus het is belangrijk om rustig te blijven en je emoties in bedwang te houden.
  • Identificeer de drogredenering. Probeer te begrijpen welke soort drogredenering wordt gebruikt, zoals een ad hominem-aanval of een afleidingsmanoeuvre.
  • Weerleg de drogredenering. Probeer de drogredenering te weerleggen door feiten te presenteren of logische argumenten te geven.
  • Blijf op het onderwerp. Probeer terug te keren naar het onderwerp waarover de discussie gaat en probeer de discussie te houden op een rationeel niveau.
  • Wees voorbereid. Als je weet dat je gaat praten met iemand die vaak drogredeneringen gebruikt, kan het nuttig zijn om voorafgaand aan het gesprek bepaalde feiten en argumenten te verzamelen om op terug te vallen.

Klik hier voor specifieke tips bij het beïnvloeden van dieronvriendelijk gedrag en wat wel en niet te doen bij drogredeneringen. De beweegreden om drogredeneringen te voeren ligt in de wens om macht over de ander uit te oefenen in de vorm van een machtsstrijd. Er worden in de media en de politiek veel drogredenen aangedragen en er wordt demagogie bedreven, die leidt tot spraakverwarring zonder dat iemand verantwoordelijkheid neemt.

Er zijn drogredenen voor de volgende groepen en onderwerpen

Klik hier voor voorbeelden van een drogredenering of van demagogie uit het weblog.
Een leerzaam boek over drogredenen te herkennen en te weerleggen schreef Paula Steenwinkel. Voor wie zuiver wil redeneren en reageren en beu is van discussie-trucjes.
Drogredenen, herkennen en weerleggen (bol.com).