Homepage
Nederlands-English-Polski-Español-Français

Zijn mensen superieur aan andere dieren?

Klik hier voor een samenvatting.

Inleiding

Iemand met een speciësistische, antropocentrische levensbeschouwing gaat uit van een essentieel verschil tussen mensen en andere dieren.
Hij of zij schrijft de mens eigenschappen toe die hem superieur zouden maken aan de rest van het dierenrijk en ontleent daar een speciale status aan.
Hierbij kan het gaan om een lichamelijk kenmerk zoals rechtop lopen waardoor we onze handen vrij hebben om onze leefwereld vergaand te beïnvloeden.

Lichamelijk niet de beste

Overigens ontkennen antropocentrische auteurs niet dat de mens in diverse opzichten fysiek de mindere is van andere diersoorten. Al onze zintuigen kennen dierlijke tegenhangers die een veel groter bereik bezitten.
Denk bijvoorbeeld aan de neus van honden, het gehoor van olifanten, snorharen waarmee katten hun omgeving kunnen aftasten, of het gezichtsvermogen van een adelaar.
Sommige soorten hebben zelfs zintuiglijke vermogens die wij mensen helemaal niet met hen delen, bijvoorbeeld in de vorm van de perceptie van elektrische velden of echolocatie1). Motorisch beschouwd worden we eveneens overtroffen door allerlei dieren die bijvoorbeeld veel harder kunnen rennen of zwemmen dan wij.
We betreden het luchtruim met vliegtuigen en andere vliegmachines, maar we missen uiteraard de organische vleugels van vogels of vleermuizen.
Qua algemene fysieke constitutie zijn mensen minder goed aangepast aan specifieke ecologische omstandigheden zodat ons overleven afhankelijk is van kleding en andere vormen van beschutting.
Natuurlijk is het feit dat we niet gebonden zijn aan een bepaalde omgeving gunstig geweest voor ons evolutionaire succes omdat de mensensoort bijna overal kan overleven.
Doch, het gegeven dat we ons kunnen aanpassen aan diverse milieus is primair te danken aan onze mentale uitrusting en niet zozeer aan speciale lichamelijke kenmerken.
Zelfs wat onze gemiddelde levensduur betreft worden we nog steeds verslagen door bijvoorbeeld tongaschildpadden en kaketoes.
We kunnen die levensduur wel proberen te verlengen door genetische modificatie, maar ook dan alleen dankzij onze intelligentie.
Samengevat kunnen we ons als soort prima redden met ons lichaam, maar zuiver fysiek 'presteren' we in allerlei opzichten minder goed dan andere diersoorten1) Downer, J. (1989). Supersense - Bijzondere zintuigen van dieren. Kampen, 1989, La Riviëre & Voorhoeven.

Mentale toppers

Al in de oudheid werd de mens primair gedefinieerd vanuit zijn opvallende geestelijke vermogens. Zelfs de Latijnse naam Homo Sapiens Sapiens verwijst daarnaar, twee keer zelfs.
Dit betekent niet dat er geen andere soorten zijn die ons op deelgebieden cognitief kunnen evenaren. We weten inmiddels dat dieren juist psychologisch eeuwenlang schromelijk onderschat zijn. Denk bijvoorbeeld aan het vermogen van zelfherkenning bij mensapen, dolfijnachtigen, olifanten en eksters dat wijst op een hoog ontwikkeld zelfbewustzijn. Of aan werktuiggebruik van bijvoorbeeld primaten en kraaiachtigen. Een bepaald niveau van abstract denken komt in het algemeen vaker in de dierenwereld voor dan met name westerse filosofen van oudsher hebben gedacht. De stelling dat mensen intelligent en andere dieren dom zijn of dat andere soorten volledig worden gedreven door irrationele driften is inmiddels definitief achterhaald2).
Er zijn echter wel gebieden waarin de mens vooralsnog geen gelijke kent, althans hier op aarde. Ook al zijn dieren in het algemeen veel intelligenter en psychisch complexer dan men vroeger meende, onze symbolische systemen zoals de gesproken en geschreven menselijke talen hebben abstract denken en de uitwisseling van gedachten enorm bevorderd. Dit heeft aan de basis gestaan van de ontwikkeling van de menselijke cultuur en technologie. Onze evolutie is daarmee voor een belangrijk deel ook een culturele evolutie geworden. De parallellen die er wat dit betreft zijn onder dieren zijn zonder meer verrassend en indrukwekkend, maar een succesvolle combinatie van mentale kenmerken zoals de mens die kent, lijkt nog steeds uniek. De gemiddelde mens lijkt vergeleken met de meeste andere diersoorten werkelijk te functioneren op een uitzonderlijk hoog niveau van mentale complexiteit en zelfreflectie. Zelfs als we al niet in alle opzichten de allerslimsten zijn, dan horen we toch zeker bij de 'toppers'2) Rivas, T. (2011). De onvermoede rijkdom van de dierlijke psyche. Prana, 185 , 10-18.
varkensoog

Morele superioriteit

Een hoog niveau van abstract denken maakt het ook mogelijk de belangen van andere wezens systematisch in kaart te brengen en daar rekening mee te houden. Dit heeft concepten zoals mensenrechten en dierenrechten mogelijk gemaakt en daarmee uiteindelijk ook de veganistische leefwijze. Dieren vertonen regelmatig mededogen jegens andere dieren en beschikken in die gevallen eveneens over een soort moreel bewustzijn. Maar alleen mensen hebben, voor zover we weten, hun morele inzichten verwerkt in expliciete en bespreekbare ethische systemen.
Impliceert dit nu ook dat de mens 'van nature' moreel hoger staat dan andere diersoorten? Helaas niet, nee. De aanwezigheid van morele normen garandeert nog geenszins dat mensen in de praktijk goed met anderen omgaan. Dit is een oud misverstand dat teruggaat tot Socrates. Inzicht in het goede impliceert nog geen goede levenswandel.
Bij geen enkele andere diersoort kun je zo veel zinloos geweld, wraakzucht, wreedheid en sadisme aantreffen als bij de mens. Dit vormt de basis voor het curieuze verschijnsel van de misantropie, de afkeer die sommigen voelen voor de mensensoort, ook al horen ze daar natuurlijk zelf evenzeer bij. De mensheid heeft een groot moreel potentieel, maar morele superioriteit kunnen we collectief beschouwd zeker niet claimen. We zijn als men het aantal wandaden bij elkaar optelt waarschijnlijk zelfs met stip de meest immorele soort op aarde. Het is weliswaar mogelijk dat er ook andere diersoorten bestaan (zoals orka's) die in staat zijn tot bewuste daden van wreedheid. Maar mensen spannen zonder twijfel de kroon in hun meedogenloosheid jegens soortgenoten en andere dieren3). Juist het feit dat we relatief gezien zo intelligent zijn, maakt het des te schrijnender dat mensen hun ratio lang niet altijd gebruiken om voldoende rekening te houden met medeschepselen3). Let wel: Ik pleit zelf zeker niet voor een soort-gerichte morele beoordeling van de mensheid. Juist op moreel vlak slaat het volgens mij nergens op om iemand te beoordelen op het feit dat hij of zij bij de menselijke soort hoort in plaats van op het gehalte van zijn of haar individuele morele gedrag. Ik volg hier slechts de logica van het antropocentrisme.

Spirituele verhevenheid

In dit licht beschouwd, is de traditioneel christelijke gedachte dat alleen mensen toegang hebben tot een spiritueel domein op zijn minst merkwaardig. Uitgerekend de leden van een soort die berucht is om haar gebrek aan mededogen zouden van nature een onsterfelijke ziel bezitten, terwijl dit niet zou gelden voor de dierlijke slachtoffers van de mens. Onrechtvaardiger kan haast niet.
Rationeel gezien is het dan ook veel aannemelijker dat we juist op spiritueel niveau allemaal van dezelfde orde zijn. Of alle dieren met een innerlijk leven bezitten een transcendent aspect of een spirituele dimensie is ook wat mensen betreft niet meer dan een fictie. Een spirituele verhevenheid die exclusief gebonden zou zijn aan de mensheid is sinds Darwin gewoon niet meer geloofwaardig, omdat mensen evolutionair beschouwd zelf ook dieren zijn. Psychische kwaliteiten zijn allang niet meer ons privilege, zodat hetzelfde moet gelden voor spirituele eigenschappen.
In verhalen over heilige mannen en vrouwen die een aantrekkingskracht zouden hebben uitgeoefend op dieren, zie je trouwens vaak dat besef van spirituele verwantschap terug. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat de sterfdag van Franciscus van Assisi gevierd wordt als 'dierendag'. Hij beschouwde alle dieren als zijn broeders en zusters. Veel mystici hebben om vergelijkbare redenen gepleit voor meer consideratie jegens al 'schepselen Gods'.

Wat zou het eigenlijk?

Net als andere diersoorten beschikt homo sapiens over bijzondere kenmerken waarin kan hij uitblinken. Sommige van die kenmerken hebben vooral te maken met het vermogen om je aan te passen om zo je "biologische succes" te optimaliseren. Maar we hebben ook geestelijke eigenschappen die ongetwijfeld uitstijgen boven lichamelijk overleven en voortplanting. Aangezien veel van die eigenschappen, zoals zelfbewustzijn, ook voorkomen bij andere soorten, zijn we daar niet uniek in. Wat ons wel uitzonderlijk lijkt te maken, is de combinatie van mentale eigenschappen, onze symbolische talen en onze culturele creaties. Men kan wel trachten psychologische vermogens op één lijn te stellen met fysieke aanpassingen aan de omgeving zodat bijvoorbeeld het menselijk taalvermogen vergelijkbaar wordt met de lange nek van een giraf. Dat is inderdaad gebeurd om aan te tonen dat de mens ook in dit soort opzichten niet hoger ontwikkeld is dan andere wezens. Maar dat is eigenlijk alleen overtuigend als je de hele werkelijkheid wilt reduceren tot een zuiver fysiek proces. Iedereen die erkent dat er nog meer is dan dat, moet ook erkennen dat de mens op dit punt extra ruim is bedeeld.
We kunnen dus echt meer dan veel andere diersoorten, maar betekent dat ook dat we superieur zijn aan die andere soorten? Puur functioneel beschouwd misschien wel, zoals een moderne pc superieur is aan een oude spelcomputer, omdat de pc nu eenmaal veel meer mogelijkheden biedt. Toch niet in de zin dat we intrinsiek meer waard zouden zijn dan andere dieren. Als dat wel zo was, dan zou een hoogleraar meer waard zijn dan een bakker. Een verstandelijk gehandicapte zou minder waard zijn dan iemand met een doorsnee intelligentie en (de meeste) kinderen zouden minder zijn dan volwassenen. In die zin is het goed beschouwd niet eens mogelijk dat iemands intrinsieke waarde superieur is aan die van een ander. Alle dieren met subjectieve ervaringen zijn op dit niveau volstrekt gelijkwaardig en dienen ook zodanig behandeld te worden. Wat je kunt, bepaalt misschien wel je nut, maar je nut bepaalt zeker niet je intrinsieke waarde of waardigheid4). Er is dus alle reden om blij te zijn met ons menselijk potentieel en er ons voordeel mee te doen, ook ten behoeve van andere wezens. We mogen zelfs trots zijn op positieve prestaties van onszelf en andere mensen, wanneer we ons daar echt voor ingespannen hebben en adequaat gebruik hebben gemaakt van onze natuur5). Dan wel zonder ons meer waard te voelen dan de rest. Dit artikel werd gepubliceerd in V Vegan Magazine, lente 2012, nr 92, blz. 26-274) Regan, T. (2004). The Case for Animal Rights. University of California Press5). Het bezit van vermogens als zodanig is nog geen verdienste, tenzij men zich die vermogens zelf zou hebben verworven. Het constructieve gebruik ervan is dat wel.

Onze hoofdartikelen in boek, in een overzicht of op een aparte mobielvriendelijke site.

Naar onze reactie op de actualiteit op Facebook.

Privacy verklaring.

pijl omhoog