Kan dat samengaan: het gebruik maken van dieren en volhouden dat je van dieren houdt? Wij denken van niet. Het kan wel anders. Twijfelde er vroeger niemand aan dat een boer zijn beroep deed uit liefde voor dieren en de natuur, tegenwoordig gaat het meer om het geld. |
Vroeger, voor de Tweede Wereldoorlog, toen schaalvergroting en rationalisatie nog niet hadden toegeslagen in de veehouderij, werden dieren in het voorjaar geboren op de boerderij. Nu worden varkens en kippen in de meeste gevallen op gespecialiseerde vermeerderingsbedrijven geboren, het gehele jaar door. Het kalf wordt op de "klassieke" melkveehouderij geboren vanwege de voornamelijk onbenullige reden om de melkgift bij de moeder op te wekken. Daarna wordt het kalf in de meeste gevallen afgevoerd: naar de slacht of via de omweg van een mesterij. Het kan voorlopig niet veel anders, en zou het technisch
mogelijk zijn dat koeien zonder moeder te worden alsmaar
melk zouden blijven geven, dan was het allang ingevoerd. Het onethische van de bio-industrie zit niet in de eerste plaats in de momenten van geboren worden of het slachten. Geboorte en dood van dieren zijn noodzakelijk wanneer mens en dier vlees eten. Dit organiseren gebeurt in de praktijk weliswaar op industriële schaal, maar is niet iets waar op zich veel is op aan te merken, al is het bepaald niet respectvol te noemen. Kuikens die in grote getale uit eieren in broedstoven worden geboren en vervolgens gesekst op de lopende band levert geen romantisch gezicht op. Je kunt echter bij deze mechanisatie nauwelijks van aantasting van dierenwelzijn spreken. Natuurlijk, je gunt het kuiken een romantische geboorte onder moeders vleugels, maar je kunt je voorstellen dat zoiets economisch nauwelijks uitkan. Wel is de behandeling van het kuiken als "ding" een slecht voorteken voor de latere behandeling in de weken daarna. Dat het jonge haantje versnipperd of vergast wordt, is een teken van fabrieksmatige onverschilligheid. Hoe erg ook, het is een kwestie van persoonlijke smaak. Je kunt moeilijk de haantjes in een asiel stoppen. Zou de sexe van kippen bij conceptie zijn te beïnvloeden of zou er ook op dit punt een technologische oplossing zijn, dan was dat allang gekozen. Vast staat is dat dit dier in ieder geval niet lang onder penibele omstandigheden (bio-industrie) in leven wordt gehouden. Erger is de situatie voor het dier (leghen, vleeskuiken, vleesvarken, zeug en iets mindere mate de melkkoe) dat wel economisch interessant is. De zwaarder wegende ethische bezwaren tegen de bio-industrie zitten tussen leven en dood in,
namelijk bij het opgroeien en het langdurende, vaak internationale transport van de landbouwproductiedieren. Met de specialisatie zijn
het nu de boer en de transporteur degenen die het vuile
werk vrijwillig op zich hebben genomen. |
Staat er voor de boer nog wat tegenover,
tegen deze eigenlijk ongunstige ruil? De boer roemt zijn
bewegingsvrijheid op zijn erf, het vrije ondernemerschap
en het bepalen van eigen werktijden, kortom zijn vrijheid.
Hij houdt vooral zichzelf en zijn vee voor de gek. De
moderne boer heeft dermate hoge investeringen gedaan,
dat hij in wezen slaaf van de
bank is. Door hard te werken hoopt hij zo snel mogelijk
uit de schulden te komen. Helaas
zijn de verdiensten laag, zodat het langer duurt dan hij
dacht. Loopt het soms wat beter dan wordt hij weer verleid
om nog meer te investeren. Helaas, de praktijk van het dier, gehouden voor de consumptie is anders. Duistere stallen, gevuld met duizenden dieren die hele dagen niets anders te doen hebben dan zich te voeden om zo snel mogelijk slachtrijp te worden. Vervolgens worden ze (soms veel te lang) vervoerd naar de slachterij. De moderne boer is industrieel geworden die al zijn tijd besteed aan het optimalizeren van het productieproces, waarbij uitgaven aan voeding en dierenwelzijn wordt geminimaliseerd. De veearts wordt hoogstens ingeschakeld als dieren ziekteverschijnselen vertonen die de productie verlagen. Iemand die op de kosten let zal (op den duur) alles nalaten wat niet minimaal vereist wordt door de opkoper van het productiedier. Ook deze opkoper (die helemaal geen band met het dier heeft) zal proberen zomin mogelijk welzijnseisen aan de boer te stellen. Al deze zaken jagen de winkelprijs voor de consument op. Er zijn te weinig consumenten die vrijwillig de volle prijs voor een verantwoord product willen betalen. "Waar doet de boer het nog voor?" zo vraagt een zinnig mens zich af. "Voor het grote geld", zo kan niet anders dan het antwoord zijn. Wanneer een boer van dieren zou houden, dan zou hij stoppen of rigoureus omschakelen naar een ecologische bedrijfsvoering. De bio-industrie kan niet eeuwig zo doorgaan. Er moet
ergens een moment komen dat ook het publiek zich realiseert
dat bio-industrie niets meer te maken heeft met het gezond produceren van verantwoord voedsel of het verantwoord produceren van gezond voedsel, net wat u wilt. |