Er is weinig compassie met dieren uit de bio-industrie
Peter Singer, een hedendaagse filosoof, heeft in zijn boek "Animal Liberation" (1975) betoogd dat dieren rechten verdienen en dat we hun belangen serieus moeten nemen in onze morele overwegingen. Dieren die dicht bij ons staan zouden we eerder in bescherming moeten nemen, maar dat werkt niet tegen discriminatie tussen soorten.
Mensen plaatsen anderen, maar ook dieren in morele
kringen om zich heen. Dat betekent dat zij willen zorgen voor wie binnen de kring valt.
Dieren uit de bio-industrie vallen buiten
onze morele kring. Huisdieren vallen
juist weer wel binnen deze kring.
Bovendien zijn er omstandigheden die
de kip en het varken niet mee zitten. Wie op de
bres springt voor het dier uit de bio-industrie
moet veel geduld hebben en rekening
houden met veel spot, want bij de Nederlandse
bevolking is weinig
animo om dit dier te steunen. Hoe
komt dat?
Uit de psychologie kennen we de theorie van
de zogenaamde cognitieve dissonantie-reductie:
een mens past zijn opvattingen aan
zijn gedrag aan. "omdat ik dieren
eet, zal het leven van een dier wel
niet zoveel waard zijn" i.p.v. "ik
geef om dieren, zal ik een dier wel
eten"? In tegenstelling
tot kat en hond zijn kippen en varkens
van oorsprong geen natuurlijke bondgenoten
in de jacht. Door te fokken op niet-agressief
gedrag zijn de dieren steeds meer geschikt
gemaakt als volgzame prooidieren, die
met weinig moeite gehouden konden worden
in de directe omgeving van de boerderij.
Door hen nog verder te ontdoen van hun natuurlijke waardigheid (zij voeden
hun eigen kroost niet op, kunnen geen
partner meer zoeken, de voortplanting
wordt elders geregeld), stralen de dieren
geen trots meer uit. Ze zien er uit
als een junk met een haveloos uiterlijk
(gekapte snavels en staarten) en ze
eten voornamelijk afval. Het zijn als
het ware 'born losers' geworden, die
afhankelijk zijn, die onderling agressief
gedrag vertonen als gevolg van stress,
maar die ook niet in opstand komen.
Een kip of varken probeert niet te ontsnappen
uit zijn gevangenschap. Het lijkt wel
of zij het hebben opgegeven.
De bio-industrieel is zelf ook afhankelijk geworden.
Omdat hij zich diep in de schulden
heeft gestoken, vertoont hij zelf
ook het gedrag van een junk: gevoelloos
laat hij als de spreekwoordelijke
geldwolf de prooidieren opdraaien
voor zijn verslaving aan de kick van
het grote geld.
Iedereen werkt mee aan het verborgen
houden van de grote schande van de
bio-industrie omdat elke vleeseter
als het ware "heler" is
van het goedkope product. Vraag niet
naar de herkomst van het vlees want
"wat niet weet wat niet deert".
Het probleem is als het ware te groot om als individu op te pakken. Men wendt de ogen af om zichzelf niet te confronteren met de eigen machteloosheid.
Mens en dier worden door de producent
en zijn sector uit elkaar gedreven in een sluipend proces met de volgende kenmerken.
Kippen en varkens leven tegenwoordig
in grote aantallen binnen achter blinde
muren en dichte deuren. Zij zijn niet
meer zichtbaar in hun deplorabele toestand.
De consument beschouwt het als een luxe om veel vlees te eten en wil
dit vlees zo goedkoop mogelijk kopen.
Het gaat nauwelijks om de smaak of gezondheid
van het vlees, het gaat erom dat je vlees eet. De grote hoeveelheid (jaarlijks 450
miljoen) maakt onverschillig, alsof
het leven van een dier minder
waard wordt als de soort veeltallig is.
PvdD-lijstduwer Kees van Kooten zei het ooit zo: ze liegen niet, ze bedriegen niet, ze stellen zich niet aan, en toch hebben de dieren geen poot om op te staan!
"Until he extends his circle of compassion to all living things, man will not himself find peace" (Albert Schweitzer). Terwijl een mens voor een rechtbank mag zwijgen,
wordt aan varkens en kippen de onmogelijke
eis gesteld dat zij aantoonbaar gevoelens
bezitten voordat men geneigd is met
de belangen van het dier rekening
te houden. Mensen hoeven niets te
bewijzen om grondrechten te hebben,
dieren krijgen pas rechten als er
overduidelijk sprake is van aantasting
van het welzijn. Wie zou het pikken
als zijn rechten werden genegeerd,
omdat iets zijn welzijn niet zou aantasten? Daarnaast noemen we wat bij mensen
gevoelens en intelligentie heet bij
dieren instinct, bijvoorbeeld "moederinstinct"
i.p.v. "moedergevoelens". Aan
huisdieren als hond en kat worden
dergelijke eigenschappen weer wel
toegekend.
Dergelijke willekeur werd
vroeger bij slaven en vrouwen ook gehanteerd als vorm
van vernedering om het onrecht van
de eigen mentale instelling te maskeren.
Zij worden in het taalgebruik vaak
dom afgeschilderd: "het domme,
verloren, zwarte schaap", "slome
koe", "lui, vies, schreeuwerig,
vet varken", "kakelen
als een kip zonder kop".
Economische druk en verleiding weghalen
Wil het dier in de veehouderij weer
een gerespecteerd dier worden en willen
wij dat de veehouder navenant handelt,
dan zal de economische druk en verleiding
van de spreekwoordelijke schouders
van het dier en zijn baas moeten worden
weggenomen. Het dier moet weer vrij
worden gelaten om zich te gedragen
zoals het zelf (van nature) wil. Een
effectief middel is het stoppen
van de export. Economische
druk weghalen betekent dat de
veehouder uit de schulden moet komen.
Niet door massaal te produceren, maar
eerder door alle partijen die geld
(uit)lenen een deel van het risico
te laten dragen van een verbod op
bio-industrie. De gevolgen van een
eventueel faillissement zullen dan
gelijkelijk moeten worden verdeeld
over banken, veevoedermaatschappijen,
overheid en de veehouders zelf. De
overheid kan helpen bij omscholing
naar een diervriendelijker beroep of bedrijfsvoering.
Wie vindt dat deze vier partijen recht
hebben op een inkomen via bio-industrie
leze de opsomming van drogredenen.
Meer over de status van het dier in de oratie
van hoogleraar De Cock Buning.